Laureaat van de Klasse Kunsten
De prijs Laureaat van de Klasse van de Kunsten is een van de meest prestigieuze prijzen van de Academie. Jonge, beloftevolle onderzoekers en kunstenaars (tot 45 jaar), waarvan de hoofdactiviteit in Vlaanderen gesitueerd is, komen hiervoor in aanmerking.
De prijs wordt afwisselend uitgereikt in de categorie van de kunstwetenschappen, kunstkritiek en musicologie (oneven jaren) en in de scheppende kunsten (muziekcomposities, architectuur, beeldende kunsten en andere) (even jaren).
Al op de filmschool kreeg Dejonghe een prijs van Canvas voor zijn documentaire 'Waar Wanhoop Bloeit en Galgen Staan'. Later werden zijn kortfilms op verschillende internationale filmfestivals geselecteerd en viel hij meermaals in de prijzen. Zijn campagnevideo voor 'De week van de opvoeding' ging viraal en kreeg later een award voor ‘Best Corporate Video’.
Joachim Dejonghe heeft grote voeling met zowel actuele maatschappelijke thema's als ‘la condition humaine’. Zijn werk typeert zich door een sterke beeldtaal, psychologische diepgang en gevoel voor symboliek. Dejonghe hecht veel belang aan het inzetten van alle audiovisuele parameters en doet dat met een sterke visie op elk aspect van het maakproces; de montage is steevast van zijn eigen hand.
Momenteel werkt hij aan de ontwikkeling van zijn eerste
langspeelfilm: een moderne adaptatie van Hubert Lampo’s ‘De Komst van Joachim Stiller’.
Rajesh Heynickx studeerde geschiedenis en architectuurweten-schappen aan
de KU Leuven, de University of Illinois (Urbana-Champaign) en het
Leibniz Institut für europäische Geschichte in Mainz. Hij was aspirant
en postdoc van het FWO (2001-2009) en is momenteel hoogleraar
architectuurtheorie aan de Faculteit Architectuur en vicevoorzitter van
het Departement Architectuur, beide aan de KU Leuven.
In zijn
onderzoek fungeert intellectuele geschiedenis – de geschiedenis van
ideeën en concepten – als 'de binnenkant' van kunstgeschiedenis, en
kunstgeschiedenis als 'de buitenkant' van intellectuele geschiedenis.
Zijn centrale onderzoeksvraag is: welke wereldbeelden werden in de
twintigste eeuw via een esthetische theorievorming of het maken van
kunst en architectuur geconcipieerd en gecontesteerd? Om hierop een
antwoord te geven, bestudeert hij (literaire) teksten, gebouwen en
schilderijen. De door hem mee opgerichte onderzoeksgroep ARP
(Architectural Cultures of the Recent Past) en de
FWO-onderzoeksgemeenschap 'Texts ≈ Buildings: Dissecting Transpositions
in Architectural Knowledge (1880-1980)' doen daarbij dienst als
interdisciplinair werkplatform.
Het onderzoek van Rajesh Heynickx,
dat in talrijke internationale tijdschriften en boeken werd
gepubliceerd, toont aan dat moderne kunst en architectuur niet louter
wortelden in een instrumentele rede, orde of functionaliteit. Mythe,
geschiedenis en spiritualiteit waren evenzeer formatief, soms zelfs
ronduit bepalend. Zo stond de connectie tussen religie en modernistische
kunst centraal in zijn uitgegeven proefschrift Meetzucht en
Mateloosheid. Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen (Vantilt, 2008)
en in de bundel The Maritain factor: taking religion into interwar
Modernism ( Leuven University Press, 2010). Artikels in The European
Legacy, Architectural Theory Review, Modernist Cultures en Modern
Intellectual History onthulden vergeten conceptuele kaders van
kunsttheorieën.
Daarnaast droeg hij bij tot een revisie van de
geschiedenis van de naoorlogse architectuurtheorie door processen van
kenniscirculatie en -transformatie te ontleden.
Nick Ervinck (°1981) studeerde af in 2003 aan de KASK (Koninklijke
Academie voor Schone Kunsten, Gent) met een masterdiploma in Mixed
Media. Hij schoolde zich daarna bij in het computermodelleren,
beeldhouwen en werken met materialen als polyester, gips en hout. Na les
te hebben gegeven aan kunstacademies in Tielt, Menen en Kortrijk
(2004-2012) keerde hij terug naar het KASK om hier drie jaar als
gastprofessor door te brengen.
Zijn werk bestaat uit grote
installaties, handgemaakte en 3D-geprinte sculpturen, keramiek, prints,
tekeningen, lightboxes en animatiefilms. Hoe divers deze kunstproductie
ook moge zijn, bovenal blijft hij gefascineerd door de ‘negatieve
ruimte’ zoals hij die ontdekte bij klassieke beeldhouwers als Henry
Moore en Barbara Hepworth. De vaststelling dat een ‘gat’ in de materie
zo’n jong idee is zal hem vermoedelijk de rest van zijn leven blijven
achtervolgen. Als kind van zijn tijd speelt hij hier een wisselend spel
mee tussen de fysieke en virtuele wereld, zich bedienend van zowel het
klassieke als het nieuwe vakmanschap (computers, 3D printen en frezen).
Van hieruit onderzoekt hij op zijn eigen unieke manier klassieke thema’s
zoals de mens (met focus op diens anatomie en de wording van cyborgs),
planten (vooral hun genetische manipulatie), maskers en dieren, telkens
vertrekkende vanuit een (kunst)historische achtergrond die hij versnijdt
met de hedendaagse pop en sci-fi cultuur.
Marjan Sterckx studeerde Kunstwetenschappen en Culturele Studies aan de KU Leuven. Sinds 2009 is zij verbonden aan de Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen aan de Universiteit Gent, momenteel als hoofddocent en voorzitter van de Opleidingscommissie Kunstwetenschappen. Zij is er verantwoordelijk voor het vakgebied van de negentiende-eeuwse kunst en de interieur- en designgeschiedenis. Ze begeleidde in dat domein ook al talrijke doctoraten en coördineert de UGent-VUB-onderzoeksgroep The Inside Story: Art, Interior & Architecture 1750-1950 (ThIS) die zij oprichtte in 2016, en die o.a. de jaarlijkse Studiedag Historisch Interieur & Design organiseert. Tot in 2015 was Marjan ook deeltijds docent aan de hogere kunstopleiding PXL-MAD-Faculty en Universiteit Hasselt, Faculteit Architectuur en Kunst, waar ze de onderzoeksgroep MANUFrACTURE opzette. Zij is co-editor van een nieuwe boekenreeks bij Brepols Publishers, getiteld XIX. Studies in 19th-Century Art and Visual Culture, en van het Tijdschrift voor Interieurgeschiedenis en Design (Peeters Publishers). Ze is bestuurslid van de European Society of Nineteenth-Century Art (ESNA) en lid van de adviesraad van de tijdschriften Oud Holland en Nineteenth-Century Art Worldwide.
Marjan Sterckx publiceerde in talrijke internationale en nationale
tijdschriften en boeken, nam deel aan internationale congressen en
co-organiseerde er zelf ook verschillende. Haar doctoraatsonderzoek naar
beeldhouwsters en hun werk in de publieke ruimte (Parijs, Londen,
Brussel, 1770-1953), gevoerd als aspirant van het FWO-Vlaanderen
(2002-2006), werd gepubliceerd door de KVAB en bekroond met de
Driejaarlijkse Prijs voor Humane Wetenschappen van de Academische
Stichting Leuven. In 2010 ontving ze de Rakow Grant for Glass Research
van het Corning Museum of Glass, NY.
Haar onderzoek tot dusver situeert zich op de raakvlakken tussen
(beeldhouw)kunst, gender, ruimte, lichamelijkheid en design, voor de
periode ca. 1750-1950, zoals de problematiek van beeldhouwsters en hun
werk voor publieke en domestieke ruimten, de (inter)nationale receptie
en mobiliteit van kunst(enaars), de (fotografische) representatie van
standbeelden en van interieurs, interieurschilderkunst, het naaktgenre,
de decoratieve kunsten, enz.
COPYRIGHT FOTO: Rob Stevens
Het oeuvre van Sofie Muller (°1974, Gent) verbeeldt La Condition Humaine
op eigenzinige wijze. Dit resulteert in een indrukwekkend en gevarieerd
repertoire waarbij de mens uitblinkt in al zijn kwetsbaarheid. Met
installaties en sculpturen, aangevuld met werken op papier, visualiseert
ze onze diepste en donkerste psyche. Haar drang naar perfectie en
vakmanschap verzoent zich met de soms brute visualisatie van innerlijke
kwetsuren, hetgeen haar boodschap kracht bijzet en leidt tot een mentaal
portret van ons, De Mens.
Binnen België wordt Sofie Muller
vertegenwoordigd door galerie Geukens & De Vil. Muller stelde tentoon in
o.a. M HKA en KMSK, Antwerpen; Dr. Guislain Museum, Gent; C-Mine, Genk;
FeliXart Museum, Drogenbos. In het buitenland exposeerde ze in Polen:
National Gallery of Art, Sopot (2015), Biala Galeria met Robert
Kusmirowski (2017), Museum Of Contemporary Art, Krakau (2016) – waarna
het museum enkele werken van Muller aankocht. Oostenrijk: galerie
Michaela Stock (2018), Bildraum, Bregenz (2018). Venetië: Intuition,
Palazo Fortuny. Frankrijk: Fondation Francès, Senlis (2010 en 2017).
Duitsland: Kunstmuseum Solingen (2017), galerie Martin Kudlek, Keulen en
Kunsthalle Nürnberg (2013). Nederland: Museum Beelden aan Zee, Den
Haag. Buiten Europa zette ze haar eerste stappen met
groepstentoonstellingen in 21c Museum Hotel, Oklahoma (2017), Kunstraum,
Brooklyn (2016), Chelsea Art Museum, New York (2009), Gallery Maskara,
Mumbai, (2012) en Academy of Fine Arts, Tianjin, China (2007). Ten
slotte wordt er in 2019 een solotentoonstelling verwacht in galerie
Proyectos Monclova in Mexico.
Vlad Ionescu (°1978) woont en werkt sinds 2000 in België. Hij heeft
eerst taal- en letterkunde in Roemenië gestudeerd, gevolgd door de BA en
MA-opleidingen aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven).
Aan hetzelfde instituut verdedigde hij in 2012 zijn doctoraatsthesis
over het beeldbegrip in de moderne kunstgeschiedenis, voornamelijk bij
Aloïs Riegl, Heinrich Wölfflin en Wilhelm Worringer.
Zijn
intellectueel profiel is interdisciplinair en zijn taalrijke publicaties
betreffen de manier waarop het visueel geheugen van het Westen vorm
kreeg. Het visueel erfgoed, beeldanalyse en het modern kunstkritisch
discours zijn de drie luiken van zijn huidig onderzoek. Naast het
schrijven zijn doctoraat heeft hij, samen met Herman Parret en Peter W.
Milne, een prestigieuze zesdelige reeks met de kunstkritiek van
Jean-François Lyotard vertaald en uitgegeven (Jean-François Lyotard.
Écrits sur l'art contemporain et les artistes / Jean François Lyotard.
Writings on Contemporary Art and Artists, Leuven University Press).
Tussen 2016-2018 is hij research fellow geweest bij het Centre of
Excellence for Image Studies (CESI, University of Bucharest) waar hij,
samen met zijn collega’s, een grootschalig onderzoek oprichtte over de
geschiedenis van de begrippen figuur en figuraal in literatuur, dans en
beeldende kunsten. Zijn inzichten in de kunst- en architectuurtheorie en
de beeldcultuur werden verwezenlijkt in twee boeken: Applied Arts,
Implied Art: Craftsmanship and Technology in the Age of Art Industry/
Arts appliqués, art impliqué: Création artisanale et technologie à
l’époque de l’industrie de l’art (A&S Books, 2016) en Pneumatology. An
Inquiry into the Representation of the Wind, Air and Breath, Brussels,
(ASP Editions, 2017). Het eerste is een essay over het humane aspect in
de hedendaagse toegepaste kunsten en het tweede is een bijdrage aan een
onderzoekproject van prof. Barbara Baert betreffende het motief van de
pneuma (lucht, adem en wind). Het boek is een topologisch onderzoek naar
de manier waarop dit motief het hedendaagse beeldbegrip in de
kunstgeschiedenis veranderd heeft.
Sinds 2015 is hij
postdoctoraal onderzoeker aan de Faculteit Architectuur en Kunst
(UHasselt) waar hij, als lid van het onderzoeksgroep Adaptive Reuse –
TRACE, de conceptuele en artistieke mogelijkheden van herbestemming
onderzoekt.
Steven Baelen °1981 (Roeselare) woont en werkt in Gent waar hij ook
gestudeerd heeft. Hij heeft er twee masterdiploma’s behaald, nl. één in
grafische vormgeving (Sint-Lucas, Gent) en daarna één in schilderkunst
(KASK, Gent), beide met grote onderscheiding. In diezelfde stad heeft
hij ook een postgraduaat gedaan aan het HISK waar hij in 2010
afzwaaide. Daarna heeft hij ook nog een drie maand durende residentie
gedaan aan de Akademie der Künste (Berlijn) waar hij o.a. een
kunstenaarsboek ontwikkelde “Der Raum im Verzug”. Steven Baelen
exposeert in tal van groepstentoonstelling in binnen- en buitenland,
o.a. in Canada, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Japan, Luxemburg,
Polen, Nederland en Noord-Ierland. Hij wordt gerepresenteerd door
Levy.Delval. Deze Brusselse galerij heeft een sterke focus op jonge
Europese en internationale kunstenaars.
In het werk van Steven Baelen
neemt het tekenen een centrale plaats in. De kleine, maar daarom niet
minder intense verschuivingen die gepaard gaan met het wonen en werken
in een huis of een atelier zijn voor hem een continue aanleiding om
telkens opnieuw een tekening aan te zetten. Veelal worden zijn
tekeningen beschreven als 'over-gedetermineerd', ze worden als het ware
‘huid’ en het is daar waar hij zich op gaat concentreren wanneer hij een
‘verschuiving’ maakt naar een muurtekening, een digitaal werk of een
schilderij.
Vanuit dit ‘oeuvrerende’ proces maakt Steven Baelen
keuzes. Voor zijn solo tentoonstelling “Nostagic Feelings” bij
Levy.Delval heeft hij enkel werk getoond dat ontstaat na het
tekenproces. Voor zijn bijdrage aan de tentoonstelling “Wewantosee” in
het ‘21st Century Museum of Contemporary Art’ in Kanazawa (JP) heeft hij
dan weer enkel tekeningen getoond. M.a.w. de tekening is voor Steven
Baelen zowel een ‘model’ – voor een later werk – als een ‘autonoom werk’
waardoor de op het eerste zicht klassieke praktijk een ‘twist’ krijgt.
Ook het maken van een muurtekening is telkens een bewuste keuze, zo ook
wanneer hij geselecteerd werd uit meer dan 1000 inzendingen voor de
internationale wedstrijd “MAC International” waar hij de kans kreeg om
de muren te betekenen van het ‘Metropolitan Arts Centre’ te Belfast (UK).
Pieter Martens is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het
Department Architectuur van de KU Leuven en aan het Institut des
Civilisations, Arts et Lettres in Louvain-la-Neuve. Na zijn opleiding
tot burgerlijk ingenieur-architect in Leuven en Rome promoveerde hij in
2009 aan de KU Leuven tot doctor in de ingenieurswetenschappen met een
proefschrift over militaire architectuur en vestingoorlog in de Lage
Landen tijdens de 16de eeuw. Dit proefschrift werd bekroond voor zijn
gebruik van archivalische bronnen (Erik Duvergerprijs, 2009) en voor
zijn bijdrage tot de militaire geschiedenis (Justus Lipsius Award, 2011).
Het
multidisciplinaire onderzoek van Pieter Martens concentreert zich op de
geschiedenis van de architectuur en stedenbouw in het vroegmoderne
Europa, in wisselwerking met de technologie en de kunsten. Het bestrijkt
dan ook diverse cultuurhistorische domeinen, van oorlogvoering,
hofcultuur en internationale kennisuitwisseling tot cartografie,
prentkunst en visuele cultuur.
Naast postdoctoraal onderzoeker van het FWO (2010-2013) en het FNRS
(2013-2016) was hij eveneens coördinator van een Europees
onderzoeksnetwerk rond hofresidenties en culturele uitwisseling in
Europa (PALATIUM, 2010-2015). Sinds 2014 is hij lid van de Jonge
Academie.
Nadat hij afstudeerde als burgerlijk ingenieur (Toegepaste
Wetenschappen/Fotonica) aan de VUB, ging Stefan Prins (°1979) piano en
compositie studeren aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen,
waar hij in 2009 met grote onderscheiding afstudeerde in de
compositieklas van Luc Van Hove. Tegelijkertijd studeerde hij
Muziektechnologie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij
Peter Swinnen, Cultuur- en Techniekfilosofie aan de Universiteit van
Antwerpen en specialiseerde hij zich in het gebruik van nieuwe media via
de “Sonologie”-opleiding aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag.
In september 2011 startte hij zijn PhD in Compositie aan Harvard
University onder de begeleiding van Chaya Czernowin.
Als
componist ontving hij verschillende belangrijke internationale prijzen,
zoals de “ISCM Young Composers Award 2014” (Poland), “Kranichsteiner
Musikpreis 2010 for Composition” (Darmstadt), “Staubach Honorarium”
(2009, Darmstadt) en de “International Impuls Composition Award” (Graz,
2009). In 2012 verkoos de Unie van Belgische Muziekjournalisten hem tot
“Jonge Belgische Muzikant van het Jaar”.
Zijn
composities worden wereldwijd regelmatig uitgevoerd door gerenommeerde
ensembles en musici zoals onder meer Klangforum Wien, Nadar Ensemble,
Nikel Ensemble, Ensemble Mosaik, Ensemble Dal Niente, Ensemble
Recherche, Champ d’Action, Zwerm Electric Guitar Quartet, Belgian
Chamber Orchestra, Jean-Guihen Queyras, Matthias Koole, Tom Pauwels,
Mark Knoop, Stephane Ginsburgh, Séverine Ballon en waren reeds te horen
op belangrijke festivals zoals de Donaueschinger Musiktage, Darmstadt
Ferienkurse, Wittener Tage für Neue Musik, Wien Modern, Festival Musica
Strasbourg, Huddersfield Contemporary Music Festival, Forum Neuer Musik
Deutschlandfunk (Köln), Ars Musica (Brussel), Novembermusic (Den Bosch),
Transit Festival, Time Canvas (Antwerpen) , Musica Electronica Nova
(Wroclaw, Polen), Luzerne Festival, Tzlil Meudcan Festival (Tel Aviv),
Impuls Festival, Musica Viva Festival (München), Magister Ludi Festival
(Moscow), Ultima Festival Oslo.
Karel Vanhaesebrouck is docent theater- en cultuurgeschiedenis aan het RITS, waar hij als opleidingshoofd de artistieke en pedagogische eindverantwoordelijkheid draagt over de theateropleidingen. Aan de ULB bekleedt hij de leerstoel theaterstudies, daarnaast is hij deeltijds professor aan de VUB. Vanhaesebrouck doctoreerde aan de Université de Paris X. Sindsdien koppelt hij zijn uitgesproken interesse voor hedendaagse artistieke praktijken aan een consequente onderzoeksbelangstelling voor vroegmoderne vormen van theatraliteit. Daarnaast investeert Vanhaesebrouck consequent tijd en energie in het publieke debat omtrent kunst en cultuur.
Na een opleiding tot licentiaat cultuurgeschiedenis van de Nieuwe Tijd (1994-1998) en licentiaat kunstwetenschappen van de Nieuwe Tijd (1998-2001) aan de KU Leuven, promoveerde Koenraad Jonckheere (°1975) op 28 september 2005 aan de Universiteit van Amsterdam tot doctor in de kunstgeschiedenis (cum laude). In de loop van zijn nog prille loopbaan bouwde hij in verschillende onderzoekdomeinen een groot internationaal renommee op, in het bijzonder de beeldende kunsten en de kunstmarkt van de vroegmoderne tijd. Hij is momenteel docent aan de UGent.
Europese kunstmarkten in de zeventiende en achttiende eeuw en de ideeën over kunstcollecties en kennerschap in relatie tot die kunstmarkt was het onderwerp van Jonckheere's promotieonderzoek. Daarin bracht hij, aan de hand van de veiling van de schilderijencollectie van Stadhouder-koning WillemIII, de meest exclusieve Europese kunsthandel- en verzamelnetwerken in kaart. De handelseditie van dit proefschrift The Auction of King William's paintings verscheen in 2008 in het Engels bij John Benjamins publishing company (Amsterdam-Philadelphia). Onder andere een substantiële Paul Mellon-grant maakte de publicatie mogelijk.
Na zijn promotie legde Jonckheere zich toe op de Antwerpse schilderkunst in de zestiende eeuw. Achtereenvolgens publiceerde hij een monografie over de zestiende-eeuwse Antwerpse schilder Adriaen Thomasz (Pictura Nova; Brepols Publishers) en een tweede monografie in dezelfde reeks over het levenen werk van Willem Key, één van de belangrijkste Antwerpse portret- en historieschilders in de zestiende eeuw. Het boek, Experiments in Decorum. Antwerp Art after Iconoclasm, verscheen dit jaar bij Yale University Press. Hierin worden de schilderkunstige oplossingen voor het conflict over de religieuze beeldtaal in de Nederlanden na de Beeldenstorm in kaart gebracht.
Als spin-off van dit onderzoek staan een aantal belangrijke tentoonstellingsprojecten in de steigers. Voor Museum M in Leuven maakt Jonckheere een tentoonstelling over de zestiende-eeuwse schilder Michiel Coxcie. Samen met David Freedberg (Columbia University), Manfred Sellink en Till Borchert (Musea Brugge) werkt Jonckheere aan een tentoonstelling (2016) over de oorzaken en de impact van iconoclasme op mens en maatschappij van de Oudheid tot nu.
Annelies Van Parys (° 1975) studeerde compositie aan het Koninklijk Conservatorium Gent bij Luc Brewaeys. Ze kreeg de compositieprijzen Vlaanderen-Québec, Jeugd en Muziek en Gebroeders Darche. Ze was laureate van het Tactus Internationaal Compositieseminarie voor orkest en werd gekozen tot ere-ambassadeur 2011 van het Koninklijk Conservatorium Gent. Heel wat van haar werken werden reeds geselecteerd voor het partiturenfonds van ISCMVlaanderen, haar Tweede Symfonie werd geselecteerd voor de 'IAMIC Sounds of the Year' (2009) en An Oresteia (productie met Asko/Schoenberg, VocaalLAB en Transparant) voor 'De Ovaties' (2011) in Nederland. Haar composities werden al uitgevoerd door zowat alle Belgische topensembles (Spectra, Champ d'Action, Hermes, Ictus, Collegium Vocale Gent,…) evenals de meeste orkesten. Dit gebeurde niet enkel in België maar ook in het buitenland.
Met haar bijdrage aan de productie Ruhe stond ze op de meeste grote theaterfestivals in Europa en ver daarbuiten. Tegenwoordig wordt haar werk steeds vaker uitgevoerd door buitenlandse topensembles (Asko/Schoenberg, Recherche, VocaalLAB Nederland…) en dirigenten (Sian Edwards, Otto Tausk, Alejo Pérez, Marit Strindlund, …). Sinds 2007 is ze in residentie bij Muziektheater Transparant. Ze tekende er voor de 'An Index of Memories' met het Spectra Ensemble en VocaalLAB Nederland olv Marit Strindlund, in een regie van Caroline Petrick. Zij regisseerde ook 'An Oresteia' (muziek van Xenakis en Van Parys) met het Asko/Schoenberg Ensemble en VocaalLAB Nederland olv. Alejo Pérez. Deze laatste productie genoot opmerkelijk veel bijval en zal volgend seizoen opnieuw op een aantal grote (buitenlandse) podia te zien zijn. Momenteel staan een nieuw werk voor Bl!ndman en een hertaling naar kamerensemble van Debussy's 'Pelléas et Mélisande' in de steigers. Annelies Van Parys doceert vormanalyse en orkestratie aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en piano aan het Stedelijk Conservatorium van Brugge.
Getekende notities, geschreven schetsen
Het teken- en schilderkunstige oeuvre van Nick Andrews bezit een specifieke sfeer: die van een vrolijke tristesse. De schilderijen zijn kleurig, soepel aangezet, bedrieglijk ‘easy’, met hotels, motels, casino- en pretparkbeelden uit de USA, feeërieke landschappen en folkloristische mensjes uit China en andere ogenschijnlijke postkaarten uit alle hoeken van de wereld. Maar er zit onmiskenbaar een fors weerhaakje aan: dat van de scherpe observatie, die langer duurt dan die van een snapshot. Het gaat hier om het begrip ‘tijd’, hoe kort en weerloos ook, gerelateerd aan een lege wereld vol mensen. Want dat is altijd frappant in het werk van Andrews: de sporen van de mens op het urbane en rurale, zelfs ongerepte landschap zijn onmiskenbaar aanwezig, de mens zelf blijft vaak afwezig.Maar nog gezegender is de kunstenaar, want hij heeft twee gaven: die van het aangescherpte observatievermogen en die van de kunde van het tekenen. Daarmee kan hij al wat hij ziet en ervaart tijdens een reis, al wat er dus toe doet, al tekenend vastleggen. De tekeningen kunnen later dienen als bron voor het ‘grotere’ schilderwerk, kunnen op zichzelf staan, of ergens daar tussenin. Maar bovenal vormen die tekeningen na verloop van tijd een reeks van schetsboeken, die het wezen van de kunstenaar bevatten, en waarin je zijn evolutie kan voelen en volgen.
Nick Andrews is zo’n begenadigd kunstenaar. Hij bezit vele tientallen schetsboeken, volgemaakt op de reizen die hem overal brachten, van de Antwerpse Sinksenfoor tot China, van Finland tot Andalusië, van Coney Island tot Nevada en nog veel meer. Hij tekent de sporen van de mens, zoals die zich als sociaal, economisch, expansief en cultureel wezen gedraagt binnen en tegenover de wereld.
copyright Marc Ruyters.
Katelijne Schiltz (°1974) studeerde Musicologie aan de KULeuven en Early Vocal Music aan het Brabants Conservatorium van Tilburg. In 2001 promoveerde zij aan de KULeuven met een doctoraat over het motetoeuvre van Adriaan Willaert (ca. 1490-1562), dat in 2003 bij Leuven University Press verscheen. Na zes jaar postdoctoraal onderzoek bij het FWO-Vlaanderen (2001-2007) is ze momenteel verbonden aan de Ludwig-Maximilians-Universität München, waar ze – in het kader van het onderzoeksprogramma LMUexcellent – een project heeft rond “Musik und Rätselkultur in der Renaissance”. Tot haar voornaamste onderzoekstopics behoren het muziekleven in het 16de-eeuwse Venetië enerzijds, canons en het fenomeen van de raadselcultuur in de Renaissance anderzijds. Daarbij wordt telkens weer de dialoog aangegaan met andere disciplines (in het bijzonder literatuurwetenschap, kunstgeschiedenis en theologie), met de bedoeling nieuwe thematische en methodologische invalshoeken te creëren. Daarnaast worden de onderzoeksresultaten regelmatig getoetst aan de klinkende realiteit. Deze link met de uitvoeringspraktijk komt voort uit de eigen zangopleiding, maar is ook gegroeid vanuit de overtuiging dat muziek een kunst bij uitstek is waar theorie en praktijk – net zoals ten tijde van de Renaissance – eng met elkaar zijn verbonden.
Petra Vermote (° 1968) behaalde aan het Koninklijk Muziekconservatorium
van Gent Eerste Prijzen voor notenleer, gitaar, kamermuziek, harmonie,
contrapunt en fuga en het Hoger Diploma voor gitaar bij Baltazar
Benitez. Aan het Gentse Conservatorium volgde ze compositie bij Frank
Nuyts, Jan Rispens en Roland Coryn. In juni 1999 behaalde ze aan het
Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen het diploma
‘Meester in de Muziek’, specialisatie compositie, bij Luc Van Hove.
Petra
Vermote schreef tot op vandaag muziek voor zeer uiteenlopende bezetting
en genres. Ze heeft een speciale belangstelling voor vocaal werk en voor
werk dat aansluit bij andere kunstdisciplines zoals (muziek)theater,
dans en animatiefilm.
Petra Vermote kreeg compositieopdrachten
van onder andere Muziektheater Walpurgis, de Beethovenacademie, het
Ictus-ensemble, Festival van Vlaanderen Kortrijk, de Hoge Raad voor
Diamant, Arco Baleno, Champ d’Action (Diferencias), Vlaams Radio Orkest
(Gris Gris), Beiaardcomité Mol, Emanon Ensemble, I Solisti del Vento ,
Provincie Oost-Vlaanderen, Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant,
Concertgebouw Brugge, Festival van Vlaanderen Limburg, De Vlaamse
Federatie voor Jonge Koren, Concertgebouw Haarlem, Zuiderpershuis
Antwerpen, Dexia, Ensemble 88…Tot hiertoe verschenen 4 werken van haar
op CD.
Werk van haar werd uitgevoerd door alle belangrijke
orkesten en door nagenoeg alle ensembles voor hedendaagse muziek in
Vlaanderen, en haar werk was te horen op festivals en concerten in
België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Rusland (Moskou, Sint-
Petersburg, Kazan), Oekraïne (Odessa), Mongolië, Canada (Montréal), de
Verenigde Staten (New York). Ook Nederlandse ensembles als Ensemble 88
(Maastricht) en het Nieuw Ensemble (Amsterdam) voeren in de nabije
toekomst werk van haar uit.
Eind maart 2001 werd aan Petra
Vermote de driejaarlijkse Jeugd en Muziekprijs 2001 voor compositie
toegekend. In maart 2003 ontving ze in Antwerpen de “Antoon van de
Maand”, een prijs uitgereikt door Brouwerij De Koninck. In november 2003
werd haar de Prijs Hedendaagse Muziek Vlaanderen-Quebec toegekend voor
‘TSJIZJ’, een werk voor sopraan en ensemble.
Barbara Baert studeerde Kunstgeschiedenis en Filosofie aan de KULeuven
en de Università degli Studi in Siena. Zij doctoreerde in 1997 op een
proefschrift getiteld Een erfenis van heilig hout. De neerslag van het
weergevonden kruis in tekst en beeld tijdens de Middeleeuwen. Na zes
jaar postdoctoraal onderzoek bij het FWOVlaanderen (1998-2004) is ze
momenteel docent Beeldanalyse, Iconologie van de Middeleeuwen en
Christelijke kunst aan de KULeuven. Baert wordt algemeen gewaardeerd
voor de vernieuwing van de kunsthistorische methodologie van de
Middeleeuwen. Haar onderzoek is gebaseerd op interdisciplinair samenspel
tussen kunst, theologie, culturele antropologie en genderstudies. Ze
publiceerde o.a. in Gesta. The International Center of Medieval Art,
Arte cristiana, Pantheon. Internationales Jahresbuch für Kunst, Storia
dell’ Arte, Critica d’Arte en Mitteilungen für Anthropologie und
Religiongeschichte en was gastprofessor of gaf lezingen aan de
universiteiten van Amsterdam, Groningen, Londen, Firenze, Rome, Trier,
Berlijn, Münster, Jeruzalem, Haifa, Moskou, Notre Dame (VS) en Atlanta
(VS).
Haar buitenlandse reizen, intellectuele uitwisselingen en
publicaties staan steeds in het teken van het spanningsveld tussen de
Menswetenschappen en het visuele medium. Ze blijft zich herbronnen in
actuele debatten, bv. met de organisatie van het symposium The Human
Body Religion and the Visual arts (Leuven, november 2006) en Mulieres
religiosae (Antwerpen, maart 2007). Haar recentste onderzoek betreft de
problematiek van aanraking/niet-aanraking in de iconografie (Maria
Magdalena en Noli me tangere) en de theoretisering van de visualiteit in
de 15de eeuw (fellow in het Vlaams Academisch Centrum). Barbara Baert is
ook gevoelig voor de actuele kunstpraktijk. Zij volgt de beeldende en
performatieve kunst met het oog op de samenwerking tussen de academische
wereld en de praxis en leidde in dat verband een pioniersproject
‘Vlees-Huid-Kleur. De blos’ (2004) tussen de Hogeschool voor Wetenschap
en Kunst St.-Lucas te Gent en de KULeuven.
Peter Swinnen studeerde aan het Koninklijk Muziekconservatorium te
Brussel en aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Zijn repertorium omvat
een 78-tal werken in allerlei genres: symfonisch werk, kamermuziek,
solostukken, vocaal werk, twee kameropera's, twee balletten,
installaties, computermuziek en muziek voor documentaire films. In 1992
werd hij assistent, later docent vormanalyse en muziektechnologie aan
het Muziekconservatorium te Brussel.
Peter Swinnen is opgeleid in
de traditie van de Tweede Weense School onder invloed van André Laporte,
zelf een groot bewonderaar van Alban Berg. Meerdere sporen hiervan zijn
in zijn werk terug te vinden. Aanvankelijk evolueerde hij van een eerder
romantische en dodecafone schrijfwijze naar een meer vrije atonaliteit
en modaliteit, met inbegrip van microtonaliteiten. Vanaf 1995-‘96
ontstond langzaam een meer consistente, eigen stijl, waarin naast het
intensief gebruik van de computer in het compositieproces, toch steeds
de traditie voelbaar blijft. Swinnen is bovendien een melodist, maar
zijn melodische schrijfwijze wordt wél verbreed naar de actuele context,
bvb in de zin van een opeenvolging van tonen of zelfs ruisklanken.
Een
constante is de hechte band tussen de muzikale inhoud en de titel van
een compositie, met de titel als synthese van de inhoud. Ook is Swinnens
oeuvre niet op steeds dezelfde wetmatigheden terug voeren. "Elk werk
creëert zijn eigen universum" meent hij, waarmee wordt bedoeld dat voor
elk stuk andere wetmatigheden kunnen ontwikkeld worden. Peter Swinnen
bezit de gave om abstracte systemen op spontane wijze in verband te
brengen met empirie. Muzikale expressie ontstaat bij hem uit de
natuurlijke combinatie van gedachtevoorstelling en basale
(klank)materie. Hij is niet geneigd zich te laten binden door één
afgebakende doctrine, context of type van activiteit. Met andere
woorden: Peter Swinnen is één van de meest ambiguë componisten uit de
Vlaamse hedendaagse muziek.
Mevrouw Berlinde De Bruyckere (°13 september 1964) woont en werkt in
haar geboortestad Gent van waaruit zij een artistieke uitstraling
verwierf van Venetië tot New York. Zij was laureaat van o.m. de ‘Jeune
Peinture belge’ (Brusselse P.S.K. 1990), de Provincie Oost-Vlaanderen
(Gent 2002) en de ‘Orange award’ (Den Haag 2003). Zij was gastdocent aan
het Hoger Instituut voor Schone Kunsten Antwerpen, het Hoger Instituut
voor Beeldende Kunsten in Gent en aan de Akademie voor Beeldende Kunsten
en Vormgeving in Enschede (NL).
De Bruyckere exposeerde op tal van
groepstentoonstellingen in binnen- en buitenland, o.a. in Villeneuve d’
Ascq, Bremen, Helsinki, Rome, Thessaloniki en Barcelona. Haar werk was
aanwezig in het centrale paviljoen op de Biënnale van Venetië 2003. Zij
stelde individueel tentoon op prestigieuze binnenlandse locaties als het
Middelheimmuseum of het Gentse Caermersklooster. Het afgelopen jaar
exposeerde zij ook in Zürich, Londen en Turijn en in 2005 is een
tentoonstelling gepland in het Maison Rouge te Parijs. In 2005 zou ook
haar werk – voorlopig nog werk in uitvoering – in het Brusselse
metrostation - Simonis worden gehuldigd..
Het ontbreekt De
Bruyckere geenszins aan belangstelling en haar werk laat ook de
commerciële sector niet onberoerd. Zij levert het bewijs dat hoge
artistieke waarde en ruime publieke waardering elkaar niet in de weg
staan. Wellicht gaat er een bijzondere fascinatie uit van haar
vindingrijk gebruik van zachte materialen om een vaak verscheurende
actualiteit uit te drukken, zoals bv. kernachtig in de titel van haar
tentoonstelling in het Middelheim is verwoord: Onschuld kan een hel zijn.
Wim Henderickx werd geboren in Lier in 1962. Hij studeerde compositie
aan het conservatorium van Antwerpen bij Willem Kersters en behaalde er
eerste prijzen voor slagwerk, harmonie, contrapunt, fuga en compositie.
Hij woonde eveneens verschillende malen de 'Internationale Ferienkurse
für Neue Musik' in Darmstadt bij en volgde sonologiestudies aan het
'IRCAM' te Parijs en aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag
Henderickx
was jarenlang paukenist van de Beethoven Academie en het Eugène Ysaye
Ensemble. Vandaag doceert hij muziekschriftuur, muziekanalyse en
compositie aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen
en aan het Lemmensinstituut te Leuven.
Als componist schreef hij
zowel kamermuziek, orkestwerken als opera. Zijn werk werd bekroond in
binnen- en buitenland; hij ontving o.a. de 'Jeugd en Muziekprijs
Vlaanderen', de 'Compositieprijs voor Hedendaagse Muziek' in Quebec en
de driejaarlijkse prijs 'E. Baie I' 1997 tot 1999 van de Provincie
Antwerpen voor een talentvol Vlaams kunstenaar.