Laureaat van de Klasse Menswetenschappen
De prijs Laureaat van de Klasse van de Menswetenschappen is een van de meest prestigieuze prijzen van de Academie. Jonge, beloftevolle onderzoekers (tot 40 jaar), waarvan de hoofdactiviteit in Vlaanderen gesitueerd is, komen hiervoor in aanmerking.
De prijs wordt afwisselend uitgereikt in de categorie cultuurwetenschappen (oneven jaren) en gedragswetenschappen (even jaren).
Christophe Vandeviver (° 1988) is sinds 202 Onderzoeksprofessor in de
Criminologie aan de vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht
van de Universiteit Gent.
Hij leidt een computationeel
criminologische onderzoeksgroep die zich richt op de kwantitatieve,
ruimtelijke en temporele analyse van “criminaliteit en de reactie
daarop”.
Samen met zijn team legt hij zich toe op het
fundamenteel begrijpen van crimineel gedrag. Daartoe analyseert men
honderdduizenden misdrijven (klein en groot).
Waar en wanneer
komt het voor en waarom daar en dan, en welke praktische implicaties
heeft dit heeft voor het optimaliseren van politieaanwezigheid in tijd
en ruimte?
Bij het beantwoorden van deze vragen staat een
kwantitatieve, empirische en interdisciplinaire aanpak voorop, waarbij
theorieën en methoden uit de geografie, psychologie, epidemiologie,
gedragsecologie en datawetenschappen worden geïntegreerd om bij te
dragen aan het fundamenteel wetenschappelijk begrip van criminaliteit en
criminaliteitscontrole.
Vandeviver behaalde een master (2010) en
doctoraat (2015) in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit
Gent en een master in Quantitative Analysis in the Social Sciences aan
de KUB-HUBrussel (2011).
Hij is tevens als International Research
Fellow verbonden aan het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en
Rechtshandhaving (NSCR) in Amsterdam.
Het onderzoek van
Christophe en zijn team wordt ondersteund door financiering van o.a.
Horizon Europe, Fonds Wetenschappelijke Onderzoek Vlaanderen, Federaal
Wetenschapsbeleid, het Bijzonder Onderzoeksfonds van de UGent en
VLIR-UOS.
Christophe is co-auteur van meer dan 70 wetenschappelijke
publicaties, co-voorzitter van de European Society of Criminology
working group on ‘Space, Place and Crime’.
Hij zetelt
bovendien in meerdere expertpanels waaronder het FWO Project Panel G&M1
en het Gezaghebbend Panel van het Vlaams Academisch Bibliografisch
Bestand—Sociale en Humane Wetenschappen.
Hij is ook
mede-oprichter van i4S, een door het Industrieel Onderzoeksfonds
gefinancierd Business Development Center dat zich toelegt op het
ontwikkelen van innovatieve oplossingen op het snijvlak van
criminaliteit, veiligheid, technologie en privacy.
Via de video’s
en podcasts van de Universiteit van Vlaanderen communiceert hij zijn
onderzoek aan een breed publiek. Eerder was Christophe lid (2019-2024)
en samen met Jozefien Deleersnyder co-voorzitter (2019-2023) van de
Jonge Academie.
Raf Van Rooy (°1990) is als tenure track-docent verbonden aan de onderzoekseenheid Literatuurwetenschap en Culturele Studies (KU Leuven). Van Rooy studeerde klassieke talen en algemene taalkunde aan de KU Leuven (2008-12). In 2010-11 ging hij op Erasmusuitwisseling naar de Aristoteles-Universiteit van Thessaloniki. Daarna studeerde hij oude Indo-Europese talen (MA, UCLouvain, 2013) en vroegmoderne geschiedenis (BA, KU Leuven, 2017; MA, UGent, 2018). In 2017 behaalde hij als FWO-aspirant de graad van doctor in de taalkunde. In 2017-22 werkte hij als postdoctoraal onderzoeker van het FWO aan de KU Leuven, vanaf 2021 in combinatie met een Marie Skłodowska-Curie-beurs van de Europese Commissie. In het kader daarvan werkte hij aan de Universiteit van Oslo (2021-22). Hij verrichtte voorts onderzoek in onder meer Edmonton, Gotha, Leiden en Athene.
Van Rooy bestudeert de receptiegeschiedenis van de klassieke oudheid. Zijn proefschrift (2017) behandelde het ontstaan en de geschiedenis van het begrippenpaar ‘taal’ en ‘dialect’ en de cruciale rol die zestiende-eeuwse denkers daarin speelden. Dit mondde uit in twee monografieën bij de gerenommeerde uitgevers Language Science Press (Greece’s Labyrinth of Language, 2020) en Oxford University Press (Language or Dialect?, 2020). In het kader van zijn Marie Curie-beurs deed Van Rooy onderzoek naar het verband tussen de migratie van Grieken en het ontstaan van contrastieve taalstudies in de Italiaanse Renaissance: een paper over dit thema verschijnt binnenkort in toptijdschrift Renaissance Quarterly (Cambridge University Press). Bovendien coördineert Van Rooy de ontwikkeling van DaLeT, de Database of the Leuven Trilingue (www.dalet.be), een databank van het befaamde Drietalencollege (Latijn-Grieks-Hebreeuws) in 16de-eeuws Leuven. Momenteel bouwt Van Rooy een nieuwe onderzoekslijn uit naar het gebruik van de Griekse taal in de vroegmoderne periode, met focus op Latijn-Griekse code-switching in de vroegmoderne periode en de Nieuw-Oudgriekse literatuur.
Sinds 2022 is Van Rooy co-hoofdredacteur van het internationale vaktijdschrift Humanistica Lovaniensia en de bijbehorende Supplementa-boekenreeks. Hij is als gastspreker te zien in Alfavitos (2021), een documentaire over de geschiedenis van de Griekse taal, en te horen in de podcastreeks van de Universiteit van Vlaanderen (2021, ‘Is het West-Vlaams ook een taal?’). Daarnaast ontwikkelt hij lespakketten op maat van het secundair onderwijs (Latijn-Grieks-geschiedenis), zoals Grieken op de dool. Voor zijn onderzoek kreeg Van Rooy onder meer de Prijs van de Onderzoeksraad (2021). In 2023 was hij tot slot laureaat van de Eos Pipet.
Céline Gillebert behaalde een master in de psychologie (2007) en een doctoraat in de biomedische wetenschappen (2012) aan de KU Leuven. Ze voerde hersenbeeldvormingsonderzoeken uit bij mensen met én zonder hersenbeschadiging om de neuroanatomie van visuele aandacht in de menselijke hersenen te karakteriseren. Het onderzoek leidde tot een functioneel neuroanatomisch aandachtsmodel, dat in verschillende overzichtsartikelen en boekhoofdstukken is besproken en waarmee ze internationale erkenning verwierf in het veld.
Na haar doctoraat verhuisde ze naar de Universiteit van Oxford (UK) met een Sir Henry Wellcome Fellowship van de Wellcome Trust en een Junior Research Fellowship van Wolfson College. Ze ontwikkelde er state-of-the-art tools voor de diagnose van cognitieve stoornissen bij patiënten met hersenaandoeningen en deed nieuwe kennis op over de bijdrage van hersenverbindingen aan cognitieve stoornissen. In 2016 keerde ze als tenure-track docent terug naar de KU Leuven, gesteund door het Odysseus Programma van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Samen met haar team onderzoekt ze de neuropsychologische gevolgen van niet-aangeboren hersenletsels. Hersenletsels leiden niet alleen tot verlammingsverschijnselen of gezichtsverlies, maar ook tot veranderingen in cognitie, gedrag en persoonlijkheid. Om deze stoornissen beter te begrijpen en de impact ervan op het dagelijkse leven te minimaliseren, ontwikkelt ze geavanceerde neuropsychologische meetinstrumenten en revalidatieprotocollen.
Ze is actief betrokken bij het vertalen van deze onderzoeksresultaten naar de klinische praktijk. Zo geeft ze regelmatig lezingen en workshops voor klinisch psychologen, en maakt deel uit van de raad van bestuur van TRACE, een joint venture tussen het Ziekenhuis Oost-Limburg en de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ter bevordering van translationeel onderzoek.
Lieve Van Hoof (°1979) studeerde Klassieke Filologie, Geschiedenis en
Politieke Wetenschappen aan de KU Leuven en de UGent. Vanuit die
drievoudige achtergrond doet zij onderzoek naar de politieke en sociale
rol van het gesproken en geschreven woord van de eerste tot de vijfde
eeuw na Christus. Zo publiceerde ze ruim over de sociale rol van
filosofie onder het vroege Keizerrijk, de sociale en politieke impact
van retoriek en historiografie in de Late Oudheid, en Griekse en
Latijnse brieven als lobby-instrument in het laat-Romeinse Rijk. Rond
dat laatste thema heeft ze de voorbije jaren een eigen onderzoeksteam
uitgebouwd.
Na haar doctoraat (KU Leuven, 2006) werkte zij eerst vier
jaar in het Verenigd Koninkrijk, als Lecturer in Classics aan de
Universiteit van Exeter en als Visiting Member van Corpus Christi
College, Oxford. Vervolgens brachten postdoctorale beurzen van het FWO
en de Humboldt Stiftung haar naar de KU Leuven, de Rheinische
Friedrich-Wilhemsuniversität Bonn, en de École des Hautes Études en
Sciences Sociales in Parijs. Alvorens als postdoctoraal onderzoeker naar
de UGent te komen, was ze nog een jaar lang Fellow in Residence van het
Göttingen Institute for Advanced Study. In 2017 werd zij benoemd als
BOF-ZAP onderzoeksprofessor aan de UGent, waar ze in 2020 tot Hoogleraar
promoveerde.
Via lezingen, interviews, colleges voor de Universiteit
van Vlaanderen en optredens op de radio draagt ze graag haar steentje
bij tot wetenschapscommunicatie. Tot slot heeft ze een grote interesse
in academisch beleid. Haar coöperatieve inspanningen als voorzitster
van de UGent Postdoc Community werden bekroond met een UGent
Hermesprijs, en van 2017 tot 2019 loodste ze als co-voorzitter samen met
Niel Hens de Jonge Academie haar tweede lustrum binnen.
Kristof De Witte (°1983) is hoogleraar aan de Faculteit Economie en
Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven. Hij is ook bijzonder hoogleraar
aan de Universiteit Maastricht waar hij de leerstoel ‘Effectiveness and
Efficiency of Educational Innovations’ bekleedt bij de UNU-MERIT
onderzoeksgroep. Verder is hij verbonden aan het CESifo Netwerk en het
Finse VATT Instituut voor Economisch Onderzoek. Aan KU Leuven is hij
programmadirecteur van de Educatieve Master in de Economie, en Directeur
van het facultaire onderzoekscentrum ‘Leuven Economics of Education
Research’.
De onderzoeksinteresses van Kristof De Witte
omvatten onderwijseconomie, performantiemeting en politieke economie.
Hij publiceerde ruim 80 wetenschappelijke artikelen, waaronder in
vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften zoals ‘American
Sociological Review’, ‘The Economic Journal’, ‘Journal of Urban
Economics’ en ‘European Journal of Operational Research’. De Witte
valoriseert intensief zijn onderzoekbevindingen naar beleid en het brede
publiek. Zo publiceerde hij tientallen Nederlandstalige artikelen en
werkte mee aan bijna twintig boeken waaronder ‘De Geslaagde School’ en
‘De (her)vormende school’ die zijn uitgebracht door de denktank Itinera.
Vanuit zijn onderwijseconomische expertise heeft hij meer dan honderd
tussenkomsten in nationale en internationale pers.
De Witte is
associate editor van ‘International Transactions in Operational
Research’ en voormalig gasteditor bij drie tijdschriften. Voor zijn
onderzoek verwierf hij eerder internationale prijzen. Voor zijn
doctoraatsverhandeling ontving hij zowel de tweejaarlijkse ‘Edgard
Milhaud’ Prijs van CIRIEC als de ‘Hans-Jürgen-Ewers-Prize’. Daarnaast
ontving hij ook prijzen voor 4 wetenschappelijke artikelen en de prijs
van het ‘Belgisch Instituut voor Openbare Financiën’ voor zijn
masterproef.
Violet Soen (°1981) is hoofddocent vroegmoderne religieuze geschiedenis
aan de KU Leuven. In 2018 bekleedde ze de Peter Paul Rubens-leerstoel
aan UC Berkeley. Voordien was ze fellow aan Columbia University
in New York, het European University Institute in Firenze en de École
des Hautes Études en Sciences Sociales in Parijs. Ze leidt de
reeks Habsburg Worlds bij Brepols en is lid van diverse redactie-
en bestuursraden. Eerder ontving ze de Mgr. De Clercq- en de
Duvergerprijs van de Academie en de Lyonprijs van de Koninklijke
Commissie voor Geschiedenis.
Haar onderzoek naar
godsdienstoorlogen in de Habsburgse wereld werd gepubliceerd in twee
monografieën en meer dan zeventig artikelen of hoofdstukken. Met haar
tienkoppig onderzoeksteam www.transregionalhistory.eu
ontwikkelde Violet Soen een methode om grenzen en grensgebieden in
territoriale en religieuze conflicten nauwkeuriger te bestuderen. Voor
haar internationaal erkende onderzoekslijnen verwierf ze Europese,
Spaanse, Franse en Vlaamse financiering. Ze organiseert graag
internationale congressen en redigeerde reeds acht conferentievolumes.
Als
auteur van het snel opgepikte handboek Geschiedenis is een werkwoord
(UPL 2016, herdruk 2018) ijvert ze bovenal voor meer geschiedenis in de
publieke ruimte. In samenwerking met het Rijksarchief zal ze tijdens de
komende jaren de mogelijkheden van applied history testen. Met
het tweede Standpunt van de Jonge Academie brak ze een lans voor citizen
science in Vlaanderen, hetgeen leidde tot het EOS-portaal www.iedereenwetenschapper.be,
een EWI-kenniscentrum en een Vlaamse budgetlijn. Deze en andere
initiatieven werden onderscheiden met de KVAB/JA-jaarprijs
wetenschapscommunicatie.
Bert De Smedt is hoofddocent aan de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KU Leuven. Hij is aangesteld op het domein van de neuropedagogiek en onderzoekt hoe kinderen schoolse vaardigheden leren en welke neurobiologische factoren hierin een rol spelen. Zo bestudeert hij met zijn team hoe we rekenen en wiskunde leren, waarom dit bij sommige kinderen zeer vlot loopt, en waarom andere kinderen daar levenslange leerproblemen bij ervaren. Deze vragen worden beantwoord vanuit een interdisciplinair perspectief door een combinatie van methoden uit de pedagogiek, psychologie en neurowetenschappen. Dit onderzoek werd gepubliceerd in meer dan 100 artikelen in internationale vaktijdschriften. Bert De Smedt is associate editor voor de tijdschriften Journal of Experimental Child Psychology, Psychologica Belgica en Mind, Brain, Education. Hij is de huidige vice-president van de International Mind, Brain and Education Society, Fellow of the Association of Psychological Science en lid van de Jonge Academie.
Koen De Temmerman (°1979) is onderzoeksprofessor aan de vakgroep
Letterkunde van de UGent sinds 2013. Hij studeerde klassieke taal- en
letterkunde (lic. 2001) en communicatiewetenschappen (2002) aan de UGent
en de Università degli Studi di Bologna. Voor zijn proefschrift (UGent
2006) ontving hij de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse
Wetenschappelijke Stichting voor Humane Wetenschappen (2008). Na zijn
F.W.O.-aspirantschap was hij Francqui Fellow van de Belgian American
Educational Foundation aan Stanford University, gastdocent aan
University College Cork, Postdoctoraal Onderzoeker van het
F.W.O.-Vlaanderen, Visiting Scholar aan Corpus Christi College, Oxford
en Stanley Seeger Fellow aan Princeton University. Hij is lid van de
Jonge Academie, de redactie- en adviesraden van enkele vaktijdschriften
en het bestuur van de International Society for the History of
Rhetoric.
De Temmerman bestudeert de vroege geschiedenis van wat
vandaag misschien wel het populairste literaire genre wereldwijd is: de
roman. Hij onderzoekt de oudste Latijnse en Griekse vertegenwoordigers
(eerste eeuwen na Christus) en hun impact op latere literatuur. Hij
besteedt daarbij bijzondere aandacht aan de late oudheid en vroege
middeleeuwen en corrigeert zo het traditionele literair-historische
discours over het romangenre, dat beide tijdvakken als ‘lege’
interim-periodes conceptualiseert tussen de laatste antieke romans en
hun receptie in Byzantium en Perzië in de 11de en 12de eeuw. Thematisch
gaat De Temmermans interesse uit naar karakterisering van personages;
methodologisch combineert zijn werk inzichten uit de antieke retoriek,
fysiognomie en moderne literatuurtheorie (vooral narratologie).
Aan
de UGent doceert De Temmerman literatuurgeschiedenis en antieke retorica
en leidt hij een onderzoeksgroep van een tiental vorsers met de steun
van het F.W.O.-Vlaanderen, het B.O.F van de UGent en de European
Research Council. In wetenschapspopulariserende bijdragen breekt hij
graag een lans voor de waarde van de Klassieken en hun relevantie
vandaag.
Ernst Koster is klinisch psycholoog en als hoofddocent Experimentele
Psychopathologie verbonden aan de vakgroep Experimenteel-Klinische en
Gezondheidspsychologie van Universiteit Gent. Hij behaalde zijn
doctoraat in 2005 en is medeoprichter van het Psychopathologie en
Affectieve Neurowetenschappen Lab, samen met Prof Dr. Rudi De Raedt.
Daarnaast heeft hij een actieve klinische praktijk.
Hij zoekt een
antwoord op de vraag welke mechanismen betrokken zijn bij depressie en
angst. Hij onderzoekt cognitieve modellen van depressie en angst waarbij
informatieverwerking centraal staat. Zijn onderzoek toont aan dat
depressie en angst gerelateerd zijn met verstoorde verwerking van
negatieve informatie. Deze verstoringen lijken een causale rol te spelen
bij de instandhouding van deze problemen. Op basis van deze bevindingen
ontwikkelde hij innovatieve trainingsprocedures om problemen op vlak van
informatieverwerking te verbeteren.
Zijn onderzoek wordt gefinancierd
door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen, het
Bijzonder Onderzoeksfonds van de UGent en de MQ foundation. Hij
begeleidt een tiental doctoraatstudenten en verschillende postdocs en is
eveneens actief binnen redacties van wetenschappelijke tijdschriften.
Het onderzoek van Jean-Christophe Verstraete (°1976) richt zich op
taaltypologie en taaldocumentatie. Als taaltypoloog onderzoekt hij
structurele diversiteit in taalsystemen (bv. in grammatica of
klankstructuur), en gaat hij na hoe die diversiteit historisch gegroeid
is, en verdeeld is over de wereld. Als veldwerker analyseert hij de
structuur van weinig beschreven talen uit Cape York Peninsula, in het
noordoosten van Australië, in samenwerking met antropologen en
archeologen. De resultaten van dit documentatiewerk vormen dan opnieuw
de basis voor taaltypologisch werk. Elke nieuw beschreven taal brengt
immers nieuwe wijzen aan het licht waarop taalsystemen kunnen
georganiseerd zijn, en test op die manier bestaande modellen van wat wel
en niet mogelijk is in de structuur van een menselijke taal.
Jean-Christophe
Verstraete is hoofddocent (BOF) aan de faculteit Letteren van de KU
Leuven. Hij deed doctoraal en postdoctoraal onderzoek aan de KU Leuven,
de universiteit Aarhus en de University of Melbourne. Daarnaast werkte
hij als gastdocent of -onderzoeker aan de University of Melbourne, de
University of Western Australia, de University of Queensland, de
universiteit Hamburg en de École des Hautes Études en Sciences Sociales
in Parijs. Hij is secretaris van de Association for Linguistic Typology
(de internationale vereniging van taaltypologen), en was zes jaar lang
hoofdredacteur van het algemeen wetenschapsblad Karakter.
Tijdschrift van Wetenschap (uitgegeven door Academische Stichting
Leuven).
Koen Luyckx (°1976) is als psycholoog verbonden aan de KU Leuven. Hij
onderzoekt hoe adolescenten en jong-volwassenen typische,
leeftijdsspecifieke ontwikkelingstaken aanvatten. Meer specifiek
onderzoekt hij hoe contextuele variabelen (zoals opvoeding) en
individuele factoren (zoals persoonlijkheid en psychologische
aanpassing) een rol spelen in, en in interactie staan met,
identiteitsvorming. Welke levenskeuzes maken jongeren? In welke mate
hebben ze hiervoor verschillende opties geëxploreerd? Hoe zeker voelen
ze zich over deze keuzes?
Koen Luyckx ontwikkelde een nieuw model
dat geschikt is om identiteit te bestuderen in onze huidige maatschappij
die gekenmerkt wordt door veel keuzevrijheid, maar ook door onzekerheid.
In dit model richt hij zich niet enkel op de wijze waarop jongeren
identiteitskeuzes maken en deze keuzes evalueren in hun dagelijkse
leven, maar ook op de wijze waarop sommige jongeren komen vast te zitten
in hun exploratie en blijven twijfelen. Deze processen onderzoekt hij
ook bij jongeren met een chronische ziekte om na te gaan hoe deze
ontwikkelingstaken inspelen op omgang met de ziekte, psychosociaal
functioneren en therapietrouw. Het hebben van een chronische ziekte is
een belangrijke stressfactor die een grote impact kan hebben op hoe
jongeren deze ontwikkelingstaken benaderen. Dit onderzoek biedt inzicht
in hoe jongeren met een chronische ziekte erin slagen de overgang naar
de volwassenheid te maken en hoe ze hierbij hun ziekte al dan niet
kunnen integreren in hun zelfbeeld.
Koen Luyckx is momenteel
aangesteld als tenure track docent. Hij heeft meer dan 120 publicaties
in wetenschappelijke tijdschriften en zijn onderzoek werd erkend door
middel van nationale en internationale wetenschappelijk prijzen en
buitenlandse verblijven.
Het onderzoek van Steven Vanderputten richt zich op de studie van de cultuur en sociale inbedding van religieuze groepen, inzonderheid kloosterlingen, in de Westerse samenleving van de volle middeleeuwen (ca. 900-1200). Zijn interdisciplinaire en vernieuwende vraagstellingen vonden internationaal weerklank. Hij werd in 2012 bevorderd tot hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Behalve verschillende fellowships (Cambridge, IAS Princeton, FOVOG Eichstätt, NIAS Wassenaar, VLAC Brussel en IAS Bloomington) en gefinancierde onderzoeksprojecten genoot hij ook erkenning in de vorm van de Wilhelm Friedrich Bessel-Forschungpreis van de Humboldt-Stiftung (2012).
Hans Op de Beeck (°1975) wordt gedreven door de wil om de menselijke geest en de oorzaken van menselijk gedrag te verklaren. Zijn onderzoek start vanuit de vaststelling dat een volledige verklaring vereist dat we de vele bevindingen vanuit cognitieve en gedragswetenschappen integreren met informatie over de achterliggende hersenwerking.
Ironisch genoeg is het menselijke brein zo succesvol dat we het meestal sterk onderschatten. Het gemak waarmee ons brein taken als gezichtsherkenning en visuospatiale navigatie uitvoert, verbergt de complexiteit van zulk een succes. Is het niet ongelooflijk dat ingenieurs er al jaren geleden in geslaagd zijn om een computer te bouwen die kan winnen van de wereldkampioen schaken, maar dat er nog steeds geen computer bestaat die de gemiddelde mens kan verslaan in alledaagse gezichtsherkenning?
Hans Op de Beeck onderzoekt dit mysterie in al zijn facetten: van menselijk gedrag helemaal tot aan de eigenschappen van individuele hersencellen. De magie van ons brein ligt blijkbaar in het feit dat het niet enkel afgaat op de fysische signalen die de vele receptoren activeren (in bijvoorbeeld het oog en het oor), maar daar bovenop een meer nuttige, hogere-orde voorstelling opbouwt in termen van niet-zo-fysische en eerder 'psychologische' dimensies.
Gedurende zijn carrière aan de KU Leuven en enkele jaren ook aan het Massachusetts Institute of Technology hebben Hans Op de Beeck en zijn collega's deze hogere-orde voorstellingen onderzocht en hun eigenschappen gerelateerd aan gedrag. Dit onderzoek werd gerapporteerd in vele publicaties in wetenschappelijke toptijdschriften binnen psychologie en de neurowetenschappen, en het werd erkend door middel van fellowships (zoals van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen en het Belgisch-Amerikaanse Educationeel Fonds), prijzen (zoals van de KU Leuven onderzoeksraad en het Human FrontierScience Program), en lag aan de basis van vele onderzoeksprojecten, zoals onlangs nog een prestigieuze Starting Grant van de European Research Council.
Peter Van Nuffelen (° 1976) studeerde oude geschiedenis en filosofie in Leuven en Louvain-la-Neuve, en volgde aanvullende opleidingen in patristiek en oriëntaalse talen in Bonn en Louvain-la-Neuve. Als FWO-aspirant promoveerde hij in 2003 met een literaire en historische analyse van twee vijfde-eeuwse Griekse kerkhistorici, Socrates en Sozomenos (KULeuven). Hij was Lecturer in Roman History aan de University of Exeter, Margo Tytus Fellow (Cincinnati), Visiting Fellow of the Corpus Christi Classics Centre (Oxford) en Boursier van de Fondation Hardt (Genève). Sinds 2009 is hij als onderzoeksprofessor verbonden aan de UGent.
Zijn onderzoek richt zich op de politieke, religieuze en culturele transformaties die het Romeinse rijk onderging in de eerste zes eeuwen na Christus. Daarbij stelt hij zich tot doel het kader en begrippenapparaat waarmee deze periode benaderd wordt kritisch te bevragen en te vernieuwen, met bijzondere aandacht voor de politieke cultuur, religie en geschiedschrijving. Een antropologische benadering corrigeert het klassieke beeld van de quasi-moderne, door de bureaucratie gedreven laat-antieke staat, en legt de nadruk op de publieke en dynamische interactie tussen volk en politiek als het cruciale element in de premoderne machtsuitoefening. De studie van 'heidens monotheïsme', d.w.z. monotheïstische tendenzen in het heidendom, corrigeert de klassieke dichotomie tussen monotheïsme en polytheïsme en richt de aandacht op de conceptualisatie van religie en het goddelijke in de Romeinse keizertijd. Door de laat-antieke historiografie te plaatsen in de klassieke traditie blijkt dat ze er een organische eenheid mee vormt, in tegenstelling tot de idee dat het Christendom een fundamenteel nieuwe houding ten opzichte van geschiedenis en geschiedschrijving introduceert.
Het onderzoek van Peter Van Nuffelen wordt gekenmerkt door een openheid voor theoretische perspectieven, andere disciplines en nieuwe horizonten. Met publieke stellingnames probeert hij ook de stem van de Oudheid in het maatschappelijk debat te laten klinken.
Onderzoeksthema's omvatten maatschappelijke en consumentenacceptatie van technologische vernieuwing in de landbouw- en voedselproductie; attitude-gedragsconsistentie bij consumenten in relatie tot voedselveiligheid, gezondheid en duurzaamheid; determinanten van voedingskeuzegedrag en de rol en impact van informatie en communicatie. Zijn onderzoek bracht consumentenattitudes, voedingskeuzes en marktsegmenten in kaart voor generieke producten zoals vlees, vis, fruit en groenten, evenals voor productconcepten zoals functionele voeding en duurzame voeding. Wim Verbeke is auteur of co-auteur van meer dan 50 boekbijdragen en 150 artikels in peer gereviewde internationale tijdschriften, waarvan een 20-tal behoren tot de meest geciteerde in de betreffende tijdschriften en disciplines. Hij leidt een onderzoeksgroep van zeven onderzoekers die zeer actief is in de Europese Zesde en Zevende Kaderprogramma's. Hij is ook een vaak uitgenodigde spreker op internationale en nationale congressen.
Wim Vandenbussche (Brugge, 1973) studeerde Germaanse Taal- en Letterkunde aan de Vrije Universiteit Brussel. Als aspirant van het FWO-Vlaanderen schreef hij een proefschrift over het taalgebruik van de lagere klassen in het 19de-eeuwse Brugge, meteen de eerste volwaardige studie in het domein van de historische sociolinguïstiek in het Nederlandse taalgebied.
Tijdens zijn drie postdoctorale termijnen bij het FWO-Vlaanderen verdiepte hij zich verder in de sociale geschiedenis van het 19de-eeuwse Nederlands, met studies over klassengebonden taalgebruik en perstaal in het toenmalige Brugge. De steeds weerkerende vaststelling dat onze heel wat van de vermeende kennis over de functie en de structuur van het 19de-eeuwse Nederlands inaccuraat, onjuist of gewoonweg fout blijkt te zijn, is opnieuw de drijfveer achter zijn lopende onderzoek naar de taalsituatie in Vlaanderen en Brussel ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1814-1830).
Voor zijn onderzoek kreeg hij eerder al de Prijs voor Taalkunde 2000 van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, en de zesjaarlijkse Ignace Vanderschuerenprijs van de Vrije Universiteit Brussel.
Internationaal maakte Vandenbussche school als een van de oprichters van het Historical Sociolinguistics Network. Hij publiceerde tot nu toe een 60-tal artikelen, was editor van 5 bundels en schreef een korte monografie over zijn leermeester Roland Willemyns. Hij gaf wereldwijd lezingen over zijn onderzoek en was, onder andere, Distinguished Visiting Fellow aan Queen Mary, University of London, en gastprofessor aan de Universiteit Gent. Momenteel is hij voltijds verbonden aan de Vrije Universiteit Brussels als hoofddocent Nederlandse taalkunde.
Filip Lievens (°1971) behaalde de diploma's van Licentiaat (1994) en
Doctor (1999) in de Psychologische Wetenschappen aan de UGent. In 2000
werd hij docent aan de UGent en in 2006 hoogleraar.
Het
wetenschappelijk onderzoek van de heer Lievens situeert zich in het
algemeen binnen Human Resource Management en meer specifiek binnen
personeelsrekrutering en -selectie. Zijn onderzoek heeft zich hierbij
toegespitst op selectieprocedures (zoals assessment centers en
situational judgment tests), die organisaties kunnen helpen om zowel
valide voorspellingen te maken als een divers personeelsbestand uit te
bouwen. Vanuit theoretisch perspectief heeft zijn onderzoek bijgedragen
tot een meer constructgedreven visie op selectieprocedures.
In 2006
ontving hij de Distinguished Early Career Award van The Society For
Industrial And Organizational Psychology. Hij was de eerste Europeaan
die deze award won.
Mark Depauw (º 1968) studeerde Klassieke Filologie en Egyptologie aan de
KULeuven (1986–1992), waar hij in 1998 zijn doctoraat behaalde. Na een
tweetal jaren als zelfstandig gids en medewerker aan tijdelijke
tentoonstellingen, leidde zijn wetenschappelijke carrière hem
achtereenvolgens naar Brussel (Koninklijke Museum voor Kunst en
Geschiedenis), Oxford (Lady Wallis Budge Junior Research Fellow in
Egyptology), Keulen (Humboldt Stipendium) en uiteindelijk terug Leuven,
waar hij eerst als Postdoctoraal Onderzoeker van het Fonds voor
Wetenschappelijk Onderzoek (Vlaanderen) en sinds 2006 als hoofddocent in
de Onderzoekseenheid Oude Geschiedenis actief is.
In 2003 werd
hij als beloftevol jong K.U.Leuven onderzoeker bekroond met de Prijs van
de Onderzoeksraad (Humane Wetenschappen) en in 2004 kreeg hij een Sofja
Kovalevskaja Preis van de Humboldt Stiftung om in Duitsland een eigen
onderzoeksgroep op te richten. Sinds begin 2005 loopt in dit verband aan
de Universiteit van Keulen het project "Multilingualism and
Multiculturalism in Graeco-Roman Egypt".
Zijn
onderzoeksgebied is Grieks-Romeins Egypte (332 v. Chr.–284 n. Chr.),
zijn onderzoeksspecialiteit het Demotisch. Deze cursieve vorm van het
hiërogliefenschrift en tevens een stadium van de Oud-Egyptische taal
werd gedurende lange tijd gemarginaliseerd door de klassieke egyptologie
en de hellenistische papyrologie. De combinatie van Demotisch en ander
inheems bronnenmateriaal met teksten in de taal van de vreemde heersers
werpt dan ook vaak een verrassend nieuw licht op het samenspel tussen
inheemse tradities en sociale en administratieve vernieuwing. Een
multidisciplinaire aanpak biedt in zijn optiek de beste perspectieven
voor de studie van deze multiculturele samenleving.
Joep Konings is licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen
(UFSIA, 1989) en behaalde een Master of Science en een PhD in Economics
aan de London School of Economics in 1994. Vanaf 1995 is hij verbonden
aan de faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen van
de KULeuven, waar hij van 1997 tot eind 2004 tevens directeur was van
het LICOS onderzoekscentrum in transitie-economie.
Door de
klemtoon op micro-econometrisch onderzoek in nieuwe markteconomieën te
leggen, groeide het LICOS uit tot de absolute wereldtop in het gebied
van fundamenteel onderzoek over transitie-economie (rankings van de
European Economic Association in 2004). Konings was eveneens
gastprofessor aan Dartmouth College, University of Michigan (Ann Arbor),
Trinity College Dublin en aan internationale instellingen zoals het IMF
en de Europese Unie. Hij is research fellow van het CEPR in London, het
IZA in Bonn en het WDI in Michigan. In België zetelt hij sinds dit jaar
in de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid.
Zijn onderzoek situeert
zich in de arbeidseconomie, de internationale economie en industriële
economie. Hij publiceerde o.m. in de Review of Economics and Statistics,
Economic Journal, Journal of International Economics en zorgde ook voor
de verspreiding ervan onder een groot publiek via artikels en interviews
in de pers (bv. De Tijd, De Standaard, De Morgen, VRT, Kanaal Z, Radio
1).
Dirk Van Hulle, geboren op 19 februari 1966, behaalde in 1999 het
diploma van doctor in de Germaanse taal- en letterkunde aan de
Universiteit Antwerpen. Daar is hij sinds 2004 werkzaam als docent
Engelstalige letterkunde.
Het onderzoek van Dirk Van Hulle
concentreert zich op de studie van moderne manuscripten en
schrijfmethodes van twintigste-eeuwse auteurs, met bijzondere aandacht
voor Samuel Beckett. Uit dit tekstgenetisch onderzoek blijkt dat heel
wat schrijvers hun werk niet zozeer als een afgewerkt product zien, maar
als een voortdurend ‘work in progress’. Deze zienswijze vraagt niet
alleen om een adequate editiemethode, maar heeft ook gevolgen voor de
interpretatie van hun werken.
Die gevolgen heeft Dirk Van Hulle
onder meer onderzocht in het boek Textual Awareness: A Genetic Study of
Late Manuscripts by Joyce, Proust, and Mann (Michigan UP, 2004). Ook in
Joyce and Beckett, Discovering Dante (2004) en in artikels in
wetenschappelijke tijdschriften spitst zijn onderzoek zich toe op de
vergelijkende tekstgenetica.
Dirk Van Hulle is onder meer
‘executive editor’ van de reeks tekstgenetische edities van ‘Samuel
Beckett’s Bilingual Works’ (Routledge/Brepols), ‘honorary research
fellow’ van de Beckett International Foundation en redactielid van
Samuel Beckett Today / Aujourd’hui. In samenwerking met de University of
Reading bereidt hij een elektronische editie voor van vier werken van
Beckett, met het oog op de honderdste verjaardag van Samuel Beckett
(april 2006).
rofessor Dr. Jan De Houwer (° 12 december 1968) behaalde de diploma's
van Licentiaat (1991) en Doctor (1997) in de Psychologische
Wetenschappen aan de KULeuven. In 1998 werd hij docent aan de
Universiteit van Southampton (VK) maar keerde na drie jaar terug naar
België als hoofddocent aan de universiteit van Gent. In oktober van dit
jaar werd hij aldaar gewoon hoogleraar.
Het onderzoek van Prof. De
Houwer situeert zich voornamelijk in het domein van spontane voor- en
afkeuren, meer bepaald de manier waarop deze aangeleerd en gemeten
kunnen worden. Met betrekking tot het aanleren van voor- en afkeuren,
onderzocht hij de voorwaarden waaronder het samen voorkomen van prikkels
kan leiden tot een verandering in de voorkeur ten opzichte van deze
prikkels. Om voor- en afkeuren te meten ontwikkelde hij een nieuwe
methode en ontleedde hij de andere bestaande meetmethodes.
Jan De
Houwer publiceerde meer dan 60 artikels in internationale tijdschriften
en verschillende hoofdstukken in boeken. Hij is Associate Editor van de
tijdschriften Cognition and Emotion en Quarterly Journal of Experimental
Psychology en zetelt in de redactieraad van tijdschriften Experimental
Psycholy en Journal of Experimental Psychology.
Prof. dr. Jan Papy (°23 september 1965) studeerde in 1987 af als
licentiaat in de klassieke filologie aan de Katholieke Universiteit
Leuven en doctoreerde aan dezelfde universiteit in 1992. In 1996
verkreeg hij er met de grootste onderscheiding de graad van licentiaat
in de filosofie.
Na zijn studies werd hij respectievelijk
aspirant en postdoctoraal medewerker van het FWO-Vlaanderen. Hij werd op
10 oktober 2003 benoemd tot hoofddocent aan de KULeuven in de Werkgroep
Neolatijnse literatuur. Hij is eveneens redactielid van Humanistica
Lovaniensia.
De heer Jan Papy heeft een succesvolle en
innovatieve brug weten te slaan tussen de filologische achtergrond in de
Klassieke en Neolatijnse literatuur enerzijds en zijn historische en
filosofische studie van het Renaissance-humanisme anderzijds.
Hij
publiceerde 24 artikels in internationale tijdschriften en droeg 37
bijdragen voor op internationale congressen.
Dr. Marc. Brysbaert (° 1963) behaalde in 1986 het diploma van licentiaat
in de psychologie (KULeuevne) met de Grootste Onderscheiding en het
doctoraat in 1992.
Zijn onderzoek handelt grotendeels over
taalverwerking, in het bijzonder visuele woordherkenning en situeert
zich achtereenvolgens binnen de volgende onderzoekslijnen: psychofysica,
methodologie, interhemisferische transfer bij visuele woordherkenning,
de effecten van fonologische codering en verwerkingsleeftijd bij visuele
woordherkenning, zinsverwerking en getalverwerking. Met uitzondering van
de eerste twee onderwerpen worden alle onderzoeksterreinen nog actief
onderzocht en publiceert hij nog steeds de resultaten ervan.
Marc
Brysbaert publiceerde meer dan 50 artikels in internationale
tijdschriften en een tiental boeken. In 1996 ontving hij de Prijs van de
Onderzoeksraad van de KULeuven voor beste onderzoeker in de Humane
Wetenschappen. Thans is hij Reader Royal Hooloway aan de University of
London.
Dr. Roland Breeur (°1966) studeerde wijsbegeerte (KULeuven 1990), volgde
het postgraduaat sociale en culturele antropologie (1992) en behaalde
het doctoraat in de wijsbegeerte bij professor Arnold Birms (KULeuven
1997).
Hij publiceerde drie boeken en een twintigtal artikels,
o.m. in International Journal of Philosophical Studies en Ethical
Perspectives. Zijn onderzoek handelt over de problematiek van het
individu en de singulariteit. Hij is thans postdoctoraal onderzoeker van
het FWO-Vlaanderen aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de
KULeuven.