De Fondsprijzen zijn prijzen die voortkomen uit de legaten die aan de Academie werden toevertrouwd.
Jan Gillis-prijs

Maarten Langhendries (°1993) werkt momenteel als wetenschappelijk
medewerker voor het project BESTOR van het Nationaal Comité voor Logica,
Geschiedenis en Filosofie van de Wetenschappen. Zijn proefschrift Catholic
doctors at the cradle. The persona of the Catholic physician in relation
to reproductive health in Belgium and the Belgian Congo, 1909-1968
verdedigde hij in 2022. Dit proefschrift werd begeleid door promotor
Kaat Wils en copromotor Joris Vandendriessche en maakte deel uit van het
onderzoeksproject Catholic medicine and its others. Het bestudeerde de
relatie tussen wetenschap en religie aan de hand van de persona van de
katholieke arts.
Maarten Langhendries analyseerde voor zijn
doctoraatsonderzoek medische en theologische debatten over
anticonceptie, abortus, kindzorg, eugenetica, het huwelijk en
seksualiteit onder Belgische katholieke artsen en priesters in de
periode tussen 1900 en de jaren ‘60. Hij wees daarbij op een sterke
medicalisering van religieuze denkbeelden over deze thema’s waarbij
artsen, vooral in het interbellum, een sterk autoritaire en actieve rol
moesten vervullen binnen de Katholieke Actie. Na de Tweede Wereldoorlog
drukte het personalisme dan weer een sterke stempel op het medisch
denken rond bijvoorbeeld pijnbestrijding tijdens de bevalling en het
gebruik van de anticonceptiepil in de Belgische katholieke wereld.
Naast
wetenschapsgeschiedenis plaatste Catholic doctors at the cradle
zich ook binnen de koloniale historiografie. In het CAMEO-project werden
België en Belgisch Congo samen in één kader bestudeerd. De circulatie
van kennis tussen kolonie en metropool via missionaire netwerken vormde
een centraal thema binnen het proefschrift van Maarten Langhendries. In
de kolonie werden katholieke artsen ingeschakeld in het missionaire
project. Zij werden geacht Congolese patiënten religieus en cultureel te
vormen en bepaalden mee het beeld van de kolonie in België. Maarten
Langhendries trad ook aan als expert tijdens een hoorzitting van de
Bijzondere Commissie “Koloniaal Verleden" (2020-2022).
Maarten
Langhendries publiceerde over zijn onderzoek zowel in wetenschappelijke
tijdschriften (Social Sciences and Missions, Journal of Religious
History) als voor een breed publiek (Koloniaal Congo. Een
geschiedenis in vragen, Het diner in de dinosaur). Zijn interesse
voor publieksgeschiedenis bracht hem naar het Kasteel van Gaasbeek, waar
hij tussen 2022 en 2024 eerst stafmedewerker publiekswerking en daarna
wetenschappelijk medewerker was. Hier verdiepte hij zich in de
transnationale historische cultuur van het negentiende-eeuwse Europa en
in de figuur van religiehistoricus Franz Cumont.

Pieter Beck (°1990) studeerde Oosterse Talen en Culturen (BA) en
Wijsbegeerte (BA & MA) aan de Universiteit Gent en behaalde in 2019 zijn
doctoraat in de Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen aan de Vrije
Universiteit Brussel met een proefschrift over de Nederlandse
experimentalist en natuurfilosoof Pieter van Musschenbroek (1692-1761).
Hij is momenteel werkzaam als Junior FWO Postdoctoraal onderzoeker aan
de Universiteit Gent, waar hij verbonden is aan het Sarton Centre for
History of Science and Humanities en het Centrum voor Logica en
Wetenschapsfilosofie. Hij heeft ook onderzoeksverblijven gedaan aan de
Universiteit van Groningen en het Department for History and Philosophy
of Science van Cambridge University. Voor zijn onderzoek deed hij
uitvoerig archiefwerk in Leiden, Utrecht en Groningen.
Pieters
onderzoek situeert zich in de discipline van “Integrated History and
Philosophy of Science (iHPS)”. Centraal in deze discipline staat het
analyseren van wetenschappelijke praktijken op een manier die zowel
historisch geïnformeerd als filosofisch relevant is. In zijn huidige
onderzoek richt Pieter zich op scheikunde in de Nederlandse Republiek
van de late 18e eeuw, met een focus op de rol van experimenten en de
interactie tussen onderzoek en onderwijs.
Op filosofisch vlak kan
Pieters onderzoek gesitueerd worden binnen de zogenaamde
‘praktijkgerichte’ wetenschapsfilosofie (practice turn).
Deze benadering, met wortels in de pragmatistische filosofische
traditie, ziet de wetenschappelijke praktijk als het ultieme
object van filosofische analyse. Ze zet zich hiermee af tegen
benaderingen waarin de filosofische reflectie zich louter richt op de
aard en het statuut van theorieën en concepten. De voorbije jaren heeft
Pieter deze praktijkgerichte benadering verder doorgedreven door ook
zelf de handen uit de mouwen te steken. In samenwerking met prof. Mieke
Adraens van de Vakgroep Chemie aan de UGent en samen met studenten
scheikunde heeft hij verschillende historische scheikundige experimenten
gerepliceerd. Dit jaar kreeg hij een beurs van de Society for the
History of Alchemy and Chemistry (SHAC) die het mogelijk zal maken deze
replicaties te filmen en beschikbaar te maken voor een breed publiek.

The perils of birth: obstetrics, religion and medical ethics in
Belgium (ca. 1830-1914).
Jolien Gijbels (°1991) is momenteel
verbonden als Fulbright en BAEF fellow aan het Department of the History
of Medicine van de Johns Hopkins University. Ze werkt er aan een
postdoctoraal onderzoeksproject over de geschiedenis van (geïnformeerde)
toestemming en gynaecologische operaties in de Verenigde Staten. Vanaf
september 2023 neemt ze een mandaat op als postdoctoraal onderzoeker van
het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen om een
vergelijkende studie te maken van de toestemmingspraktijken bij
gynaecologische operaties in het 20ste-eeuwse Nederland en Frankrijk.
Haar proefschrift verdedigde ze in 2021 aan KU Leuven, waar ze nadien
werkzaam was als postdoc-toraal onderzoeker van de interne fondsen.
In
haar proefschrift The Perils of Birth: Obstetrics, Religion and Medical
Ethics in Belgium (ca. 1830-1914) heeft ze de rol van religie bij
moeilijke bevallingen in het 19de-eeuwse België onderzocht. De
gruwelijke realiteit van geboortes waarbij de levens van de moeder en
haar ongeboren kind gevaar liepen, zette katholieke en liberale artsen
aan tot nadenken over hun missie als arts en over de religieuze en
morele implicaties van hun handelen. Dit proefschrift toont aan dat
levensbeschouwelijk geïnspireerde debatten in wetenschappelijke kringen
een ‘interne’ logica hadden. Discussies over moeilijke bevallingen
werden amper beïnvloed door politieke uitspraken of ontwikkelingen.
Artsen brachten hun religieuze overtuigingen alleen ter sprake in de
context van inhoudelijke discussies over controversiële verloskundige
ingrepen als medische abortus. Omgekeerd hadden zulke discussies ook
invloed op medische praktijken. Morele en religieuze overwegingen waren
vaak de motor achter de ontwikkeling van nieuwe verloskundige ingrepen
en instrumenten. Door debatten en praktijken in onderlinge samenhang te
bestuderen, maakt deze studie duidelijk wat het betekende om een
katholieke of liberale arts te zijn in het 19de-eeuwse België.

Annelies Lannoy (°1984) studeerde klassieke filologie en behaalde haar doctoraat aan de UGent met een verhandeling over de positie van de Belgische godsdiensthistoricus Franz Cumont en zijn Franse collega Alfred Loisy in de polemische 19de-eeuwse debatten over de antieke mysterieculten en het vroege christendom (promotor D. Praet). Tijdens haar postdoctorale mandaten (FWO, aan de UGent) specialiseerde ze zich in de studie van wetenschappelijke correspondenties vanuit een multidisciplinair – historisch-sociologisch en historiografisch – perspectief. Ze verrichtte intensief archiefwerk (bv. in Rome, Vaticaan, Parijs) en deed onderzoeksverblijven aan de Academia Belgica en de Universiteit van Toulouse. Ze was de drijvende kracht achter de editie en studie van de correspondentie van Cumont en Loisy, gepubliceerd in de Mémoires van de Franse Académie des Inscriptions et Belles-Lettres: “Mon cher Mithra…” La correspondance entre F. Cumont et A. Loisy. Édition, introduction et notes par A. Lannoy, C. Bonnet et D. Praet (2019, 2 vol.). Als lid van het editiecomité van de Bibliotheca Cumontiana werkt ze mee aan de Scripta Minora reeks, waarin recent het volume Doura-Europos verscheen (eds D. Praet, T. Kaizer, A. Lannoy). Annelies Lannoy is gastprofessor in de godsdienstgeschiedenis aan de UGent. Naast haar onderwijsactiviteiten, doet ze momenteel vooral onderzoek naar de rol van antisemitisme in correspondenties van 19de- en 20ste-eeuwse godsdiensthistorici.
De voorgelegde monografie Alfred Loisy and the Making of History of
Religions (De Gruyter 2020) toont aan hoe cruciaal correspondenties
zijn voor ons begrip van het wetenschappelijk denken over het delicate
onderwerp dat religie was (en is). Het werk behandelt de ontwikkeling
van de godsdienstwetenschap in de vroege 20ste eeuw aan de hand van de
correspondenties en publicaties van Alfred Loisy (1857-1940) en
tijdgenoten zoals James G. Frazer en Marcel Mauss. In 1908 werd Loisy
omwille van zijn kritisch religieonderzoek geëxcommuniceerd uit de
katholieke Kerk, waarna hij een spilfiguur werd in de science laïque.
Naast theoretische ontwikkelingen, biedt deze studie vooral origineel
inzicht in de sterke verwevenheid tussen wetenschap, politiek, ideologie
en religie.

Plutarch’s Science of Natural Problems. A Study with Commentary on Quaestiones Naturales.
Michiel Meeusen studeerde literatuurwetenschap aan de KU Leuven (PhD
2013). Hij specialiseert zich in antieke wetenschap en geneeskunde en de
literatuur en cultuur van het Romeinse Rijk. Hij behaalde zijn doctoraat
in de letterkunde aan de KU Leuven in 2013 met een proefschrift over
Plutarchus’ Quaestiones Naturales, een verzameling van 41
natuurwetenschappelijke problemen die een brede waaier aan – soms eerder
bijzondere – vragen behandelt betreffende de antieke Griekse fysica (met
inbegrip van problemen over zoölogie, botanica, meteorologie en hun
respectieve subdisciplines). De herziene versie van zijn proefschrift
werd gepubliceerd in de Plutarchea Hypomnemata-serie van Leuven
University Press (2016) met als titel: Plutarch’s Science of Natural
Problems. A Study with Commentary on Quaestiones Naturales,
waarmee hij werd uitgeroepen tot laureaat van de Jan Gillisprijs 2018.
Door een grondige studie van en commentaar op deze algemeen
veronachtzaamde tekst van de hand van één van de meest invloedrijke en
productieve auteurs van de Oudheid te bieden, draagt dit boek bij aan
ons beter begrip van Plutarchus’ natuurfilosofisch programma en de staat
en de rol van antieke natuurwetenschap in het Romeinse Rijk meer in het
algemeen. Hij heeft ook meegewerkt aan een nieuwe editie van Plutarchus’
tekst voor de prestigieuze Collection des universités de France, Série
grecque (2018).
Als postdoctoraal onderzoeker van het FWO –
Vlaanderen publiceerde Michiel Meeusen over het bredere genre van
natuurwetenschappelijke en medische problemen, naar het model van de
Aristotelische Natuurproblemen. Hij had daarbij speciale aandacht
voor kwesties betreffende wetenschappelijke continuïteit, inventiviteit,
innovatie en hun conceptuele interactie. Als onderdeel van dit project,
nam hij onderzoeksverblijven op aan de Humboldt Universiteit in Berlijn
en aan de Fondation Hardt in Genève. Aan King’s College London werkt hij
momenteel aan een postdoctoraal project over de omloop van de
Aristotelische Problemen in het Vroege Romeinse Rijk,
gefinancierd door de British Academy. Dit project heeft als doel om een
nieuw methodologisch kader te ontwikkelen waarbij auteurs en lezers
worden geherpositioneerd in de geschiedenis van de antiek
wetenschappelijke literatuur. Hij kreeg ook een beurs van het Center for
Hellenic Studies (Harvard) voor het academiejaar 2016-17 om een deel van
dit project uit te werken in de Verenigde Staten.

Free-Floating Evils. A Genealogy of Homosexuality in Belgium
Wannes
Dupont verricht momenteel onderzoek aan het geschiedenisdepartment
van Yale University als Cabeaux-Jacobs Fellow van de Belgian American
Educational Foundation. Vanaf september 2017 neemt hij een mandaat op
als postdoctoraal onderzoeker van het Fonds voor Wetenschappelijk
Onderzoek Vlaanderen om een vergelijkende studie te maken van homofobie,
morele restoratie en Koude Oorlogcultuur in West-Europa. Zijn doctoraat
verdedigde hij in 2015 aan de Universiteit Antwerpen, waar hij
achtereenvolgens werkzaam was als FWO-onderzoeker en als
praktijkassistent. Momenteel is Wannes Dupont als co-auteur betrokken
bij een publieksboek over de geschiedenis van homoseksualiteit in de
Zuidelijke Nederlanden en België sinds de middeleeuwen, en redigeert hij
een internationale studie over de aanloop naar en de impact van de
encycliek Humanae Vitae in Europa.
In zijn proefschrift ‘Free-Floating
Evils. A Genealogy of Homosexuality in Belgium’ heeft hij trachten
te achterhalen welke factoren op elkaar hebben ingegrepen om te
verhinderen dat homoseksualiteit in België een veelbesproken vraagstuk
werd tijdens een periode waarin het in buurlanden als Duitsland,
Nederland en Frankrijk wel veel stof deed opwaaien.
De stelling dat de negentiende eeuw in het Westen gekenmerkt werd door een explosie aan analytische en normerende vertogen over seksualiteit geldt inmiddels al zowat veertig jaar als een basisaxioma van de seksualiteitsgeschiedenis. Als het meest emblematische voorbeeld van dit axioma is vaak verwezen naar de manier waarop wetenschappers en vooral psychiaters aan het einde van die negentiende eeuw het label ‘homoseksualiteit’ in het leven hebben geroepen om er het pathologische anders-zijn van een onbegrepen groep zogezegde ‘abnormalen’ mee te benoemen. Deze ‘uitvinding’ of ‘uitdoktering’ van een geontologiseerde homoseksualiteit zou zich vanaf 1870 min of meer simultaan in het ganse Westen hebben voltrokken. Maar de nooit eerder onderzochte Belgische casus plaatst heel wat vraagtekens bij een dergelijke veralgemening. De meest wezenlijke en opmerkelijke vaststelling van het onderzoek is immers dat van een explosie aan vertogen over homoseksualiteit in België gedurende deze periode nauwelijks sprake was. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou het onderwerp er onder de aandacht komen. In dit proefschrift is dan ook vooral een poging gedaan om te achterhalen welke factoren op elkaar hebben ingegrepen om te verhinderen dat homoseksualiteit in België een veelbesproken vraagstuk werd tijdens een periode waarin het in buurlanden als Duitsland, Nederland en Frankrijk wel veel stof deed opwaaien.
Steffen Ducheyne ontving eerder verscheidene belangrijke onderscheidingen, waaronder in 2011 de Belgian American Educational Foundation Alumni Award in de Humane Wetenschappen. Sinds datzelfde jaar is hij als onderzoeksprofessor verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie. Hij presenteerde zijn onderzoek meermaals op internationale congressen en publiceerde in diverse toonaangevende tijdschriften. Zijn onderzoek wordt gekenmerkt door een radicale integratie van historisch onderzoek, dat o.m. gebaseerd is op gedetailleerd archiefwerk enerzijds en filosofisch-systematische analyse anderzijds. De combinatie van beiden brengt een vruchtbare dynamiek tot stand waarbij wetenschapshistorische gegevens de basis vormen voor filosofisch-systematische reflectie en waarbij filosofisch-systematische reflectie het bestuderen van wetenschapshistorische gegevens stuurt.
Een ketterse arts voor de heksen: Jan Wier (1515-1588)
Vera Hoorens (°1963) is doctor in de psychologie en in de letteren. Na haar promotie in de psychologie (KU Leuven, 1990) werkte ze als docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en als hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg. Vandaag werkt ze als hoogleraar sociale psychologie aan de KU Leuven. Haar biografie van Jan Wier is haar doctoraat in de letteren (Rijksuniversiteit Groningen, 2011). Ze raakte geboeid door de figuur van Jan Wier, en via hem in medische en zestiende-eeuwse religie- en cultuurgeschiedenis, toen ze in Tilburg woonde, waar een Jan Wier Ziekenhuis gevestigd was. Nu, zestien jaar later, is de fascinatie nog altijd even groot zodat ze zich naast haar sociaalpsychologische onderzoek en onderwijs blijft verdiepen in het leven, het werk en de tijd van Jan Wier.
Uit het rapport van de jury: "Het werk geeft het verhaal van een arts die een begin maakte met de wetenschappelijk gefundeerde bestrijding van de heksenvervolgingen, en tevens duidelijk de overgang maakte van speculatieve naar proefondervindelijke geneeskunde. Omwille van het innovatieve van het onderwerp en de aangenaam lezende verhaaltrant komt dit werk zeker in aanmerking voor bekroning. Bovendien handelt dit werk over een Nederlandstalig arts-onderzoeker en diens invloed destijds in Europa."
Koningen van de wereld. De aardrijkskundige beweging en de ontwikkeling van de koloniale doctrine van Leopold II.
Jan Vandersmissen (°1970) is doctor in de geschiedenis. Momenteel
is hij als FRFC onderzoeker verbonden aan het Centre d’Histoire des
Sciences et des Techniques van de Universiteit Luik. Zijn
publicaties handelen over verschillende aspecten van de koloniale
geschiedenis en de wetenschapsgeschiedenis.
Hij promoveerde in
1992 onder leiding van Prof. dr. John Everaert tot licentiaat in de
geschiedenis aan de Universiteit Gent met een proefschrift over de visie
op Barbarije in Noord- en Zuid-Nederlandse reisverhalen uit de 16de en
17de eeuw.
Van 1995 tot 2007 werkte Jan Vandersmissen als
wetenschappelijk medewerker bij het Nationaal Comité voor Logica,
Geschiedenis en Filosofie van de Wetenschappen te Brussel. Onder leiding
van Prof. dr. Robert Halleux en met de medewerking van talrijke leden
van het Comité legde hij zich toe op de redactie van het driedelige
overzichtswerk Geschiedenis van de Wetenschappen in België,
en werkte hij mee aan verschillende tentoonstellingen, wetenschappelijke
bijeenkomsten en publicaties. Hij was tevens redactieassistent van het
tijdschrift Scientiarum Historia.
Gepromoot door Prof. dr.
Luc François behaalde hij in 2008 het doctoraat in de geschiedenis aan
de Universiteit Gent met het proefschrift Koningen van de wereld. De
aardrijkskundige beweging en de ontwikkeling van de koloniale doctrine
van Leopold II. Deze studie werd in 2009 in boekvorm uitgegeven bij
Acco te Leuven.
In zijn recent werk focust Jan Vandersmissen op
de geschiedenis van de wetenschappelijke exploratie in de lange termijn,
met klemtonen op Franse, Britse en Russische academische reizen van de
vroegmoderne tijd tot de 19de eeuw en hun relatie tot de ontwikkeling
van de toegepaste wetenschappen in Europa. Hij publiceert ook regelmatig
over de wisselwerking tussen wetenschap en koloniaal bestuur in Afrika
in de late 19de en vroege 20ste eeuw.
Verhandeling over de Arithmetika van Diophantos
Voor het eerst in de geschiedenis van het fonds wordt de prijs aan twee auteurs toegekend. Ad Meskens en Nicole van der Auwera schreven samen het werk Verhandeling over de Arithmetika van Diophantos. De jury loofde de bijzondere wetenschappelijke prestatie om deze moeilijke en complexe tekst uit het Grieks te vertalen en daarnaast ook een hedendaagse algebraïsche herschrijving ervan te bieden.
Nicole van der Auwera (°1961) studeerde in 1983 af aan de Vrije
Universiteit Brussel als licentiate Klassieke Filologie. Ze is auteur
van enkele artikelen rond het gebruik van wetenschappen in de lessen
klassieke talen. Ze publiceerde twee handboeken Grieks en werkt
momenteel samen met enkele collega's aan de uitgave van een reeks
handboeken Latijn. Ze is lid van de leerplancommissies klassieke talen
van het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Sinds 1998 geeft ze
les aan het Koninklijk Atheneum Pitzemburg in Mechelen. Samen met haar
echtgenoot, Ad Meskens, publiceerde ze een inleiding met vertaling van
Apicius' De Re Coquinaria.
Ad Meskens (°1962) studeerde in 1984
af als licentiaat wiskunde aan de vrije Universiteit Brussel. In 1994
behaalde hij er de titel van doctor in de wetenschappen op het
proefschrift 'Wiskunde tussen renaissance en barok, wiskundebeoefening
te Antwerpen 1550- 1620', dat door de Stadsbibliotheek Antwerpen werd
uitgegeven. De heer Meskens is momenteel lector wiskunde en fysica aan
de lerarenopleiding van de Artesis Hogeschool Antwerpen. Van 1987 tot
1994 was hij hoofdredacteur van 'Wiskunde en Onderwijs', het tijdschrift
van de Vlaamse Vereniging Wiskundeleraars. Hij is nog steeds bestuurslid
van de vereniging en redacteur van het tijdschrift.
Hij publiceerde
en publiceert zowel op het gebied van de didactiek van de wiskunde als
van de geschiedenis van de wiskunde. Hij was conservator voor de
tentoonstelling 'Familia Universalis: Coignet' die in 1999 in het
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen plaats had. Zijn
biografie van de Antwerpse jezuïet-wiskundige Jan- Karel della Faille
werd in 2005 gepubliceerd door de Academia Belgica.
Daarnaast is hij
actief op het gebied van wetenschapspopularisering en heeft enkele
projecten wetenschapsinformatie gerealiseerd waarvan 'Reflecties van de
Vlaamse Primitieven', een reizende interactieve tentoonstelling rond
optica, de meest recente is
Ferdinand Verbiest, S.J. (1623-1688) and the Chinese Heaven
Noël Golvers (°1950) studeerde, na de Oude Humaniora, Klassieke Filologie aan de KULeuven, waar hij Licentiaat werd in 1975 en Doctor in 1984 op het proefschrift De toponymie van de antieke Sabina (DGO), bekroond door de KVAB in 1990 en in 1987 reeds in de Reisbeurzenwedstrijd van de Vlaamse Regering. Momenteel is hij verbonden gedeeltelijk als lector Latijn aan de Katholieke Hogeschool Leuven, Departement Lerarenopleiding (Campus Heverlee), en gedeeltelijk als Research Fellow van de F. Verbiest Stichting van de KULeuven. In deze hoedanigheid is zijn voornaamste onderzoeksdomein de aanwezigheid van Vlaamse jezuïeten in China in de 17e en 18e eeuw, meer bepaald de studie naar de historische bronnen over de intellectuele en spirituele achtergrond van de jezuïeten en hun bijdrage tot de transmissie van Westerse wetenschappen (astronomie, mechanica, cartografie, filosofie, geneeskunde…) naar het Verre Oosten, en vice versa. Hij publiceerde hierover in binnen- en buitenland, waaronder drie boeken die ook vertaald werden in het Chinees, Grieks, Italiaans, Pools en Portugees. Hij bereid de uitgave voor van twee tot dusver onbekende Latijnse astronomische handschriften van F. Verbiest en een studie over de (Westerse) boekcultuur van de jezuïeten in China tijdens de 17e en 18e eeuw.
The Limits of Influence. Astrology at Louvain University 1520-1580.
De Gillisprijs 2002 wordt uitgereikt aan Steven Vanden Broecke voor de studie "The Limits of Influence. Astrology at Louvain University 1520-1580". Dat juist een studie over astrologie wordt bekroond is binnen het kader van deze prijs misschien niet vanzelfsprekend. Ter motivering citeren we daarom uit één van de verslagen het volgende: "de astrologie in de 15-16de eeuw was een onderzoeks- en speculatieterrein met vele vertakkingen en met verstrekkende gevolgen voor het wereldbeeld van de Westerse mens". Vanden Broecke bestudeert vanuit de middeleeuwse geest, die voor ons zo onwetenschappelijk aandoet, tot de moderne wetenschap waarin de Copernicaanse astronomie zijn plaats vond, waarin de wetenschappelijke bevindingen van figuren als Mercator, Vesaliius en Gemma Frisius het leven zagen, die voor eeuwen de wetenschappelijk kritiek doorstonden. Steven Vanden Broecke studeerde Geschiedenis aan de KULeuven (doctoraat in 2000) en is momenteel Postdoctoral Fellow aan de John Hopkins University, department of History of Science, Medecine and Technology, Baltimore, USA.
Psychoanalyse en wetenschappelijke methode: een bijdrage tot het Grünbaum-debat
Geschiedenis van de farmacie in België
Inventaire des manuscripts scientifiques de la Bibliothèque Royal Albert I
Gentse ziekenhuizen. Het leven van de Gentse ziekenhuizen vanaf hun onstaan tot op heden.
Mandarijn en astronoom Ferdinant Verbiest, S.J. (1623-1688) aan het hof van de Chinese Keizer
Cognitieve dissonantie en phlogistonkontroverse.
The Periodic System of Chemical Elements. A history of the first hundred years.