Vooruitblik: Wereldcreatie Luc Van Hove

Vooruitblik: Wereldcreatie Luc Van Hove

Klasse Kunsten

Op 11 februari 2022 vindt de wereldcreatie plaats van de nieuwe symfonie van Luc Van Hove, lid van de Klasse Kunsten . Dit werk werd speciaal voor Antwerp Symphony gecomponeerd door de Antwerpse componist die ‘nu eenmaal houdt van melodie en harmonie’ en wordt. Tijdens een concert in de prachtige Koningin Elisabethzaal wordt de creatie voor het eerst op het publiek losgelaten.

Symphony IV opus 56

Luc Van Hove

Groot is mijn ontzag voor het symfonische orkest gedurende mijn ganse loopbaan geweest. Na een eerste in 1989 (oorspronkelijke titel was gewoon Orkestwerk), een tweede in 1997, en een derde symfonie in 2001, heb ik een vierde symfonie gecomponeerd. Opus 56, wat eigenlijk niet eens zoveel is, maar ik werk traag.

De symfonie is vierdelig. Dat past in mijn voortdurende zoektocht naar een integratie van traditie in mijn muzikale denken. En in die traditie waren symfonieën gedurende een flinke tijd vierdelig. Het genre zelf was ook nog onbesproken.

Het denken in delen an sich verheldert het luisteren. En het laat je als componist toe op kernachtige wijze en exclusief met bepaalde intenties en muzikale ideeën om te gaan. Het beperkt ook een muzikaletijdsruimte.

Oorspronkelijk ontwikkelden beide hoekdelen de grote symfonische gedachten, vaak in sonate- en rondovorm, of een combinatie van beide. Daartussen had je het moment van introspectie en lyriek in het langzame deel, en het moment van spel en vaak charmante luchtigheid in een menuet of scherzo.

Van dit schema ben ik niet uitgegaan. Eén van de inspiratiebronnen voor dit werk was het “Livre pour Orchestre” van Witold Lutoslawski. Daarin ontvouwde de beroemde Poolse componist een quasi-literaire vorm op basis van vier “hoofdstukken”. De eerste drie deeltjes zijn kort en bondig, eigenzinnig ook, maar ontwikkelen nauwelijks grote symfonische gedachten. Het laatste hoofstuk, dat bijna onopvallend binnensluipt, rechtstreeks verbonden met het eraan voorafgaande deel, krijgt dan uiteindelijk het grote symfonische gebaar.

Dit idee is ook aanwezig in mijn vierde symfonie. Een langzaam eerste deel (tempo: andante) werkt als een grote introductie; het tweede deel (tempo: molto allegro, leggiero) is een scherzo; het derde deel (tempo: poco andante, tranquillo) is een sober interludium, een intiem moment van wachten; het vierde deel, de finale (tempo: andante, agitato), ontvouwt dan de uiteindelijke symfonische ontwikkeling, en integreert in het verhaal de belangrijkste muzikale bouwstenen van de vorige drie delen. Meteen maakt deze finale het geheel pas echt begrijpelijk. De tijdsduur van de finale is bijna gelijk aan die van de eerste drie delen samen. Het geheel duurt een kleine 37 minuten.

Aan de basis van het gehele werk ligt, zoals steeds in mijn recente werken, een verdeling van de twaalf tonen in twee elkaar aanvullende groepen (of sets, naar de set-theorie die als eerste alle mogelijke notengroepen identificeerde en van een rangorde voorzag op basis van dichtheid en grootte). Alleen, in dit specifieke werk gaat het om twee verdelingen van telkens acht en vier tonen. In de finale worden ze tweemaal expliciet en hoorbaar opgevoerd.

De toonspraak van het geheel is (wat mij betreft: uiteraard) niet steeds eenvoudig. In onze huidige tijd van extreem verschillende muzikale uitdrukkingen, allemaal min of meer terecht onder het label “Hedendaagse Muziek”, waarin zowel loutere klankontwikkeling (vaak met electronische middelen) als tonale en welluidende eenvoud naast elkaar leven, hoop ik met deze symfonische gedachte-ontwikkeling ook een plaats te hebben. Symfonie IV onderzoekt, zoals menig vroeger werk, een mogelijke symbiose tussen modaal/tonaal hiërarchisch denken en een autonoom-atonale structuur. Het is wellicht daarom te omschrijven als een post-tonaal werk. Het denken vertrekt alleszins vanuit harmonie en ritme, en niet zozeer vanuit een autonome klankervaring.