In memoriam Luc Devliegher
In memoriam Luc Devliegher
Luc Devliegher
Lid van de Klasse van de Kunsten
Brugge, 16 oktober 1927 - Sint-Jan, 7 februari 2023
Luc Devliegher promoveerde in 1955 tot Doctor in de Kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent met een proefschrift over De opkomst van de vroeggotische kerkelijke bouwkunst in West-Vlaanderen gedurende de 13de eeuw bij Broeder Firmin De Smidt. Hij werd daarna mandaathouder NFWO (1955-1959) waar hij o.m. deelnam aan de archeologische opgravingen naar de Sint-Donaaskathedraal in Brugge. Op gebied van stadsarcheologie was hij een voorloper - ook in Europese context. In 1960 werd hij wetenschappelijk ambtenaar, daarna werkleider (1972-1992) bij de Dienst voor Cultuur van de provincie West-Vlaanderen.
Luc Devliegher was bestuurslid (1960), voorzitter (1992) en erevoorzitter (2009) van het in 1839 opgerichte Genootschap voor Geschiedenis te Brugge; nummer 144/2 van de Handelingen van het Genootschap is een aan hem opgedragen huldenummer naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag. Hij was lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (1960-2004), van de Nationale Commissie voor Opgravingen (1965) en van de Brugse Commissie voor Stedenschoon (1958-2013). Gedurende de halve eeuw dat hij in deze commissie zetelde, heeft hij deelgenomen aan bijna alle besprekingen over architecturale wijzigingen in het Brugse stadsbeeld en over restauratiedossiers. Daarnaast was hij tevens lid van het bestuur van het tijdschrift Biekorf en medestichter en lid van de VZW Marcus Gerards in Brugge, een vroege pleitbezorger voor het monumentenbeleid in de stad en in die tijd daadwerkelijke uitvoerder van reddingsoperaties door aankoop van verkrotte panden en huisrestauraties.
Kort na zijn aanstelling door het provinciebestuur werd gestart met de inventarisatie van roerend en onroerend erfgoed waarover hij tien boekdelen publiceerde. Zijn inventarissen van de huizen te Brugge waren pionierswerk, enerzijds als eerste inventaris van het huizenbezit in een Vlaamse stad en anderzijds wegens de belangstelling voor de architectura minor die nog in de kinderschoenen stond. Deze boeken met 2115 items werden in hun tijd de bijbels voor de monumentenzorgers in Brugge genoemd. Ook de inventaris van de molens en zijn studie over rosmolens in West-Vlaanderen waren baanbrekend.
Zijn wetenschappelijk werk is omvangrijk. Naast de genoemde inventarissen schreef hij talrijke monografieën over kerkelijke en profane gebouwen (het Provinciaal hof, het kasteel van Tillegem). Zijn opmetingstekeningen met plattegronden, opstanden en doorsneden geven blijk van zijn inzicht in de constructie. Bijzonder is zijn belangstelling voor middeleeuwse muurschilderkunst. De unieke beschilderde graven uit de 14de en 15de eeuw die hoofdzakelijk in West-Vlaanderen zijn ontdekt en de middeleeuwse decors in woonhuizen en kerken, waren het voorwerp van zijn studie.
Hoewel er ook voor hem wel al van "bouwhistorisch onderzoek" (Bauforschung) gesproken kan worden, heeft Luc Devliegher deze discipline echt wel op de kaart gezet in Vlaanderen. Als veel van zijn publicaties vandaag nog steeds referentiewerken zijn, dan is dat door zijn feitelijke, materieel-archeologische aanpak en een grondige analyse van het gebouw gekoppeld aan de gegevens uit de archivalische bronnen. Zijn wetenschappelijke accuraatheid en zijn bescheidenheid worden algemeen gewaardeerd.
Luc Devliegher was een trouw lid van de Klasse Kunsten. Hij werd lid van de Academie in 1986, was bestuurder van zijn Klasse in 1995 en werd erelid in 2002.