(On)opgemerkt. KVAB, Tankschip en Ardennenoffensief.
(On)opgemerkt. KVAB, Tankschip en Ardennenoffensief.
De KVAB, het Tankschip en het Ardennenoffensief.
Deze rubriek van de Academieberichten ontstond begin 2013 met als inspiratie de wetenswaardigheden uit de gidsbeurten, die ik zo nu en dan mocht leiden in en rond het Paleis der Academiën. Daarbij zijn de toehoorders vaak verrast door de opmerkelijke kunstwerken, maar ook door meer alledaagse zaken, waarachter in deze omgeving altijd wel iets meer schuil gaat dan eerst vermoed werd en waaraan trouwe bezoekers vaak al tientallen keren waren voorbijgegaan. Meermaals werd de vraag gesteld: “kunnen we hierover iets terugvinden in brochures of publicaties?” Maar dat was tot dan toe niet het geval. Zo kreeg dit tijdschrift er een geanimeerde rubriek bij. In negen jaar tijd verschenen zo'n 25 bijdragen, waarin geïnteresseerden ook na een bezoek aan het Paleis der Academiën nog konden kennis maken met de vele opmerkelijkheden die ik in meer dan twee decennia over deze omgeving te weten gekomen was. Maar na negen jaar is de inspiratie toch wat opgedroogd: de documentatie is uitgeput en de leeuwen zijn leeggemolken. Sinds in maart 2020 corona zijn intrede deed was ook het trouwe telewerken in de KVAB niet van die aard dat het mijn vondsten verrijkte, want de broodnodige lijfelijke aanwezigheid in Brussel werd beperkt tot het strikte en louter utilitaire minimum.
Even dacht ik voor deze editie een geschikt onderwerp te hebben, toen een windstoot eind juni een van de grote historische bomen rond het paleis omverblies. Die bomen zijn door oude voorschriften uiterst scherp beschermd, maar de wind stelt zich daarboven. Het bleek echter dat niet de bries maar wortelrot de oorzaak was van de boomzwakte. Bovendien werd op dat ogenblik vastgesteld dat er nog een tweede reus daardoor ondermijnd was, die dan ook meteen met de kettingzaag werd geveld. Dit veroorzaakte een kaalslag die voor niemand onopgemerkt kon blijven, zodat deze gebeurtenissen onmogelijk konden dienen voor deze rubriek. Nu moest ik het welhaast opgeven om voor dit nummer nog een onderwerp te vinden, ware het niet dat ik in mijn boekenkast plots een klein boekje terugvond, dat ik op de kop tikte op een eenmalige boekenbeurs, die het Academisch Cultureel Forum van de KVAB organiseerde in juni 2013 in samenwerking met enkele eerbiedwaardige instituten als de Erfgoedcel Brussel (FARO), het Rijksarchief, Archief- en Bibliotheekwezen in België, het Koninklijk Filmmuseum en de Davidsfondsafdeling van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. Bij de uitgenodigde exposanten was er ook een handelaar in tweedehandsboeken, in wiens stand ik een eerste druk vond van Elsschots voorlaatste boek Het Tankschip, uitgegeven bij Van Kampen & Zoon in Amsterdam in de tweede helft van 1941. Het was een exemplaar dat ooit had toebehoord aan de bibliotheek van het Willemsfonds van Diksmuide, beplakt met een rugnummer en meermaals beschreven met bibliotheeknummers, onder meer op de rug met alcoholstift en binnenin met stylo. Ik koesterde het kleinood, wat de aandacht opwekte van de standhouder, die zijn koopwaar heel goed kende en zei: het stelt niet veel voor hoor, het leest moeilijk want het is nog in oude spelling. Ik vroeg: hoeveel kost het? Wat denk je van 5 euro? En toen was het van mij. Waar een academie dus nuttig voor kan zijn.
Enkele dagen geleden heb ik die eerste druk van Het Tankschip herlezen, met stijgende verbazing waarbij het besef groeide dat Elsschot inderdaad de realiteit beschreef die zijn geestelijke vader Alfons de Ridder beleefde. De eerste twee hoofdstukken van het boek behoren tot de meest absurde en visionaire literatuur die ooit in de Nederlandse taal verscheen. De beschreven handelingen zijn die van Alfons de Ridder (Frans in het boek) en diens vrouw Fien op vakantie in St.-Idesbald op 3 september 1939. Ze kregen het bezoek van hun zwager – de man van Fiens zus – die met zijn splinternieuwe 8-cilinder in een recordtijd van Parijs naar De Panne was gebold. Het geciteerde Café de la Plage met terras is bij de Elsschotonderzoekers al lang bekend. Met zijn vieren reden ze die dag weg om een week lang met de wagen rond te dolen, desnoods om langs Groningen terug te keren, maar ze strandden nog diezelfde dag in Bastogne, waar ze intrekken in het Grand Hotel des Ardennes uitgebaat door mijnheer Tasiaux. Wanneer ze na het diner in Bastogne rondlopen gaan ze nog twee Ardeense hammen kopen in de boucherie Huskin op de Place du Carré. In die winkel vernemen ze bij toeval langs de radio dat de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland begonnen is. Wanneer ze terugkeren in het hotel is iedereen er in rep en roer. Mijnheer Tasiaux kalmeert de gasten door te zeggen: “niet zenuwachtig worden, er is geen veiliger plaats dan Bastogne”. Maar dan waarschuwt de piccolo dat het gebulder van kanonnen in de tuin te horen is. Allen gaan dan luisteren en keren terug, waarop de zwager twee flessen Veuve Cliquot bestelt, met een optie op nog een derde, omdat zijn tankschip in oorlogsomstandigheden alleen maar in waarde kan toenemen. Dan bedenkt Elsschot een kafkaiaanse heildronk op de oorlog die hij de zwager laat uitbrengen: '“op de oorlog” toostte hij, zo ingetogen als dronk hij op ons vorstenhuis'.
Hoe visionair is dit alles? Op een zorgeloze vakantie belandt het gezelschap op 3 september 1939 in de zogenaamd veiligste plaats ter wereld, Bastogne, waar vijf jaar later de laatste beslissende slag aan het westelijke front zal worden uitgevochten. Die werd beslecht na het legendarische statement “nuts” van generaal McAuliffe als antwoord op de vraag van de Duitsers om zich over te geven. Daarover zijn boeken geschreven en films gemaakt, waarvan er een aantal megasuccessen werden, maar dat kon Elsschot, toen hij dit alles schreef tussen september 1939 en juli 1941, niet weten. Het is alsof Hitler zelf na het verschijnen van Het Tankschip het boek gelezen heeft en de veiligste plaats voor zijn Ardennenoffensief daarop bepaald heeft. Tezelfdertijd is de dronk op de oorlog metaforisch verbonden met ons vorstenhuis, dat door die oorlog in een van de prangendste episodes uit zijn geschiedenis zou terechtkomen, met name de Koningskwestie. Ook dat kon Elsschot niet weten.
Bij mijn weten heeft de stad Bastogne Elsschot ook geen eer betuigd voor de rol die zij speelt in hoofdstuk 2 van Het Tankschip, niet met een straatnaam noch met een gedenkteken, wat Vesoul wel deed voor Jacques Brel. Maar toch bleef er uit Het Tankschip nog wat overeind in Bastogne, 80 jaar na het afsluiten van de kopij op – niet toevallig – 11 juli 1941, nl. de rue Tasiaux in het centrum van de stad en de bushalte Boucherie Huskin aan de Place du Carré, die inmiddels wel herdoopt is tot McAuliffesquare. Het zijn de twee enige familienamen uit Bastogne die in Het Tankschip worden vernoemd. De naam van de bushalte is met zekerheid gelieerd aan de beenhouwerij in Elsschots voorlaatste boek, de rue Tasiaux is misschien vernoemd naar een befaamd familielid van de hotelier. Alleen kon Elsschot noch Alfons de Ridder dit voorzien. Zonder de eenmalige boekenbeurs van de KVAB in juni 2013 was dit alles onopgemerkt gebleven.
Antwerpen, 15 november 2021