Frans van Cauwelaertprijs
Prijs voor jonge onderzoekers voor een oorspronkelijk werk van onbetwistbare wetenschappelijke waarde. Deze prijs wordt afwisselend toegekend aan vervolgens:
- Exacte wetenschappen: biomedische wetenschappen (2023)
- Humane wetenschappen: archeologische, filosofische, geschiedkundige, morele en taalkundige wetenschappen (2024)
- Exacte wetenschappen: natuur-, ingenieurs- en wiskundige wetenschappen (2025)
- Humane wetenschappen: economische, pedagogische, psychologische, rechtskundige, sociale en politieke wetenschappen (2026)
Zijn onderzoeksdomein is de regulatie van gentranscriptie van het brein van de fruitvlieg. Hij heeft met nieuwe microfluïdische technieken op single-celniveau en met door hem ontwikkelde methoden voor analyse van dergelijke grote gegevensbanken onderzocht, bij de normale ontwikkeling, bij veroudering, en bij een fruitvliegmodel voor de ziekte van Parkinson. Dit biedt een vernieuwend inzicht in de regulatie van het brein van de fruitvlieg op ‘single cell” niveau.
Zijn onderzoek gebeurde in grote internationale wetenschappelijke consortia die ad hoc zijn opgericht en samengesteld.
Cedric Jenart is tenure track docent in het domein van het
grondwettelijk recht aan de Universiteit Antwerpen. Hij behaalde een
doctoraat in de rechten (Universiteit Antwerpen), een LL.M. diploma
(Harvard Law School als Fulbright Boas en B.A.E.F. scholar), een master
in de rechten (Universiteit Antwerpen en op Erasmus-uitwisseling de
Vrije Universiteit Berlijn, summa cum laude) en een bachelor in de
rechten (Universiteit Antwerpen, summa cum laude).
Hij werkte
voorheen als magistraat (auditeur) bij de Raad van State, afdeling
Wetgeving, nadat hij het vergelijkende examen als eerste afsloot. Cedric
Jenart bleef steeds actief als gastprofessor in het publiek recht. Hij
liep eerder stage bij het Grondwettelijk Hof en, na te zijn toegelaten
tot de balie van New York, verschillende nationale en internationale
advocatenkantoren.
Zijn doctoraatsonderzoek werd gefinancierd
door het FWO Vlaanderen en werd gedeeltelijk uitgevoerd als
gastonderzoeker aan het Max Planck Instituut voor vergelijkend publiek
en internationaal recht in Heidelberg (Duitsland), de Universiteit van
Rijsel (Frankrijk) en de Universiteit van Oxford (Verenigd Koninkrijk).
Beeld je de volgende strafwet in: “De definitie van ‘moord’ staat in
het verslag van expertenpanel ‘X’.” Dit strookt niet met het ideaalbeeld
dat wij hebben van een strafwet. Waar wordt dit verslag gepubliceerd
zodat we de definitie kunnen inkijken? Vertegenwoordigt dit panel het
Belgische volk wel? Voor welke rechter kunnen we dit verslag of deze wet
aanvechten? Toch gebruikt de wetgever deze verwijzingstechniek geregeld
in België, maar ook in landen zoals Frankrijk, Duitsland, het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Dit is slechts één
voorbeeld van verschillende manieren waarop de wetgever zijn
bevoegdheden kan uitbesteden. Het boek tast eerst de grenzen af van deze
technieken waarmee zowel het Parlement als de regering hun regelgevende
taak doorspelen aan autonome agentschappen of private deskundigen.
Daarnaast moeten de regels die worden aangenomen door deze nieuwe
regelgevers in beginsel even kwaliteitsvol zijn als we gewend zijn van
de regels van dat Parlement of de regering zelf.
Nikolay Bobev (°1982) studeerde fysica in zijn oorspronkelijk thuisland, Bulgarije, om vervolgens naar de USA te trekken om doctoraal onderzoek uit te voeren. Na zijn doctoraat aan de University of Southern California, met als promotor de vooraanstaande prof. Nick Warner, heeft hij postdoctoraal onderzoek verricht aan het Simons Center for Geometry and Physics in Stony Brook (USA) en het Perimeter Institute for Theoretical Physics in Waterloo (Canada), beide absolute topinstellingen in dit vakgebied. In 2014 werd Nikolay door de KU Leuven aangeworven als tenure-track docent. Sinds oktober 2019 is hij als hoofddocent vast benoemd aan de KU Leuven (Instituut voor Theoretische Fysica, departement Natuurkunde en Sterrenkunde). Zijn onderzoek situeert zich binnen de theoretische hoge-energiefysica, op het vlak van kwantum-graviteit en meer bepaald op het gebied van holografie. Bobevs onderzoek is vernieuwend. Hij is een absolute wereldexpert op het gebied van conforme veldentheorie en hij is uitmuntend in het vinden van nieuwe toepassingen van zijn expertise.
Lorenz Demey (° 1986) studeerde wijsbegeerte, wiskunde, logica en
artificiële intelligentie aan de KU Leuven en de Universiteit van
Amsterdam (Institute for Logic, Language and Computation). Hij was
aspirant en postdoctoraal onderzoeker bij het FWO-Vlaanderen, en is
sinds 2019 als onderzoeksprofessor (BOFZAP) verbonden aan de KU Leuven.
Zijn onderzoek betreft de filosofische logica in al haar facetten, en
leidde de voorbije tien jaar tot een vijftigtal artikelen en
boekbijdragen. Demey is één van de grondleggers van de zgn. logische
meetkunde, waarin hij (vaak in nauwe samenwerking met de taalkundige
Hans Smessaert) Aristotelische diagrammen bestudeert.
Aristotelische
diagrammen hebben een rijkgevulde geschiedenis in de filosofie, maar
tegenwoordig vinden zij ook veelvuldig toepassingen in andere
disciplines. Demeys onderzoek is dan ook sterk interdisciplinair
georiënteerd, en kenmerkt zich door veelvuldige samenwerking met logici,
wetenschapsfilosofen, classici, historici, psychologen, taalkundigen en
computerwetenschappers. Demeys pionierswerk in de logische meetkunde
werd eerder reeds bekroond met de Prijs van de Onderzoeksraad 2018 van
de KU Leuven.
Naast onderzoeker is Demey ook een gedreven
lesgever. Hij doceert vakken logica en epistemologie aan de faculteiten
Wijsbegeerte en Rechtsgeleerdheid van de KU Leuven, waarin hij zijn
enthousiasme over de schoonheid van abstract redeneren probeert over te
dragen op de studenten. Hij geeft ook regelmatig lezingen voor een breed
publiek, en publiceerde recent het boek Waarheid (LannooCampus),
dat onderscheiden werd met de Jaarprijs Wetenschapscommunicatie 2020 van
de KVAB/Jonge Academie.
Extracellulaire vesikels zijn minuscule afgesnoerde stukjes cel die alle cellen vrijstellen en afgeven in lichaamsvloeistoffen. Tot voor kort beschouwden wetenschappers extracellulaire vesikels als de vuilnisbak van de cel. Recent onderzoek toont echter aan dat deze extracellulaire vesikels boodschappen bevatten in de vorm van eiwitten, nucleïnezuren en metabolieten die de toestand van de cel weerspiegelen en communicatie tussen cellen faciliteren. Deze bevindingen hebben de interesse opgewekt in het gebruik van extracellulaire vesikels voor de preventie, diagnostiek en behandeling van verschillende ziektes, waaronder kanker.
Onderwijs vormt de constante in het werk van Bram Spruyt. Nadat hij zelf eerst een Lerarenopleiding volgde, schreef hij zich in 2004 in voor de opleiding Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel. Hij studeerde af met een masterproef over ‘Ongelijkheid en segregatie in het onderwijslandschap en de effecten ervan op etnocentrisme’. Voor dit werkstuk ontving hij later de prijs van onderwijsmagazine Klasse. Centraal in die scriptie stond de idee dat de gevolgen van onderwijs veel verder reiken dan de overdracht van vakspecifieke vaardigheden en kennis. Dat laatste idee werd ook de basis van zijn doctoraatstudie ‘Living Apart Together? Over de gevolgen van opleidingsverschillen in de symbolische samenleving’ die hij in 2012 verdedigde aan de Vrije Universiteit Brussel. Ook in 2012 startte Bram Spruyt als docent Sociologie aan de VUB. Sindsdien tracht hij er onder meer jaarlijks zo’n 1000 studenten Humane Wetenschappen te overtuigen van het belang en de schoonheid van sociologie. In oktober 2018 werd hij voorzitter van de vakgroep Sociologie.
Bram Spruyt omschrijft zichzelf als een algemeen socioloog. Veeleer dan zich te specialiseren in één of een beperkt aantal thema’s, wordt zijn werk gedreven door een algemene vraag ‘Hoe wordt sociale ongelijkheid gereproduceerd en waarom is sociale ongelijkheid zo persistent?’. Rond die vraag stichtte hij in 2015 samen met Lieve Bradt een VUB-UGent alliantieonderzoeksgroep die specifiek inzoomt op jongeren. Samen met de sociaalpsychologen Toon Kuppens en Russell Spears bestudeert hij sinds 2012 via experimenteel onderzoek hoe zogenaamde zelf-categorisatie effecten – dat zijn de gedragsmatige gevolgen die ontstaan op het moment dat mensen zich realiseren dat ze door anderen tot een bepaalde sociale groep worden gerekend – precies werken. Dergelijke processen laten zich niet vangen in een of een beperkt aantal thema’s. De studie ervan vereist bovendien een intensieve samenwerking tussen verschillende wetenschappelijke disciplines.
In 2016 werd Bram Spruyt lid van de Jonge Academie. Hij werd er hoofdredacteur van het Magazine Maja en maakte nummers over (1) de relatie tussen Wetenschap en de Publieke Ruimte en (2) de samenwerking tussen Kunst en Wetenschap (2018).
De Frans van Cauwelaertprijs 2017 in de exacte wetenschappen (natuur-, ingenieurs- en wiskundige wetenschappen) wordt uitgereikt aan prof. dr. Philippe Tassin.
Philippe Tassin is geboren in België en heeft aan beide zijden van de Atlantische Oceaan gewoond. Reeds op 17-jarige leeftijd toonde hij zijn interesse voor wetenschap tijdens de internationale chemieolympiade in Kopenhagen, waar hij een bronzen medaille in de wacht sleepte. Hij volgde de opleiding burgerlijk ingenieur aan de Vrije Universiteit Brussel, waar hij in 2005 met felicitaties afstudeerde. Daarna begon hij met zijn onderzoek naar optische metamaterialen, waarvoor hij een doctoraat in de toegepaste wetenschappen ontving, eveneens met felicitaties van de jury. Tijdens en na zijn doctoraat deed hij onderzoek in onder meer Griekenland (Universiteit van Kreta), de Verenigde Staten van Amerika (Iowa State University en Ames Laboratory) en Zweden (Chalmers University en Technology). Als hoofddocent leidt Philippe Tassin nu een onderzoeksteam dat de wisselwerking van licht met nieuwe nanofotonische materialen bestudeert. Zulke materialen laten toe om licht te manipuleren op manieren die niet mogelijk zijn met natuurlijke materialen. Het onderzoek van zijn team wordt veelvuldig gepubliceerd in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften, zoals Science, Physical Review Letters en Nature Photonics, en toegelicht tijdens lezingen op internationale conferenties. Daarnaast doceert prof. Tassin natuurkunde en optica en is hij actief in de wetenschapspopularisering en de promotie van wetenschap en technologie bij jongeren. Onder andere geeft hij voordrachten op middelbare scholen en is hij betrokken bij wetenschapstentoonstellingen, wetenschapsfestivals en de website ikhebeenvraag.be.
Orhan Agirdag is in 1984 geboren als laatste kindje van een Limburgs mijnwerkersgezin. Na zijn middelbare studies in Heusden-Zolder, studeerde hij Sociologie aan de KU Leuven, waar hij in 2007 met onderscheiding afstudeerde. Vanaf 2008 werkte hij als bursaal aan de Universiteit Gent binnen het kader van een FWO-project onder de begeleiding van Mieke Van Houtte en Piet Van Avermaet. In 2011 promoveerde Orhan Agirdag tot Doctor in de Sociologie met een onderzoek naar de gevolgen van schoolsegregatie in Vlaanderen.
Agirdags doctoraatsproefschrift werd achtereenvolgens bekroond met de Charles Ullens Prijs van de Koning Boudewijn Stichting, met de Prijs van de Stichting P&V voor onderzoek naar uitgesloten jongeren en met de dissertatieprijs van de Vereniging voor Onderwijsresearch en het Vlaams Forum voor Onderwijsonderzoek.
Na zijn doctoraat behaalde Orhan Agirdag een Fellowship van de Belgian
American Education Foundation en een Honorary Fellowship van de
Fulbright Commission, en was hij als visiting scholar verbonden aan de
prestigieuze University of California Los Angeles. Sinds april 2014 is
hij als docent verbonden aan Universiteit van Amsterdam waar hij
onderwijsbeleid doceert en waar hij een VENI-beurs heeft ontvangen van
het NWO voor een onderzoek naar meertaligheid in het onderwijs.
In
zijn onderzoek combineert Orhan Agirdag inzichten van sociologie,
onderwijskunde en linguïstiek. Meer specifiek bestudeert hij hoe brede
maatschappelijke tendensen zoals groeiende etnische diversiteit en
technologische ontwikkelingen een invloed hebben op verschillende
onderwijsprocessen. Hierbij hanteert hij zowel kwalitatieve als
kwantitatieve onderzoekmethoden. Zijn werk is gepubliceerd in meer dan
20 internationale journals en als verschillende hoofdstukken in boeken.
In eerste instantie gaat het in Agirdags werk om fundamenteel onderzoek,
maar hij maakt regelmatig de vertaling naar de praktijk en het beleid.
De voorbije jaren is hij daarom uitgenodigd op tientallen evenementen
voor een lezing of om deel te nemen aan een debat. Ook treedt hij
regelmatig op in de Vlaamse media met bijdragen over onderwijs en
samenleving. Op basis van zijn gehele curriculum wordt Orhan Agirdag
bekroond met de prijs van het Frans van Cauwelaertfonds 2014.
Koen Abts is geboren in Leuven (°1975) en deed zijn middelbare studies
in het Sint-Pieterscollege aldaar. Hij studeerde Sociologie aan de KU
Leuven (1993-1997) en Quantitative Analysis in the Social Sciences aan
de KU Brussel (1997-1999). In beide gevallen studeerde hij af met grote
onderscheiding. In 2000 verbleef hij aan het Gallup Research Center van
University of Nebraska-Lincoln. Van 2000 tot 2004 was hij Aspirant van
het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen. In de periode
nadien was hij als veldwerkcoördinator betrokken bij verschillende
surveyonderzoeken zoals de Woonsurvey Vlaanderen (2005); het Belgische
Verkiezingsonderzoek (2007; 2010; 2014); European Values Study (2009);
en was hij mede verantwoordelijk voor de organisatie van de Values and
Poverty Study (2011-2014) in Guyana. Tussendoor werkte hij aan het
Centrum voor Sociologisch Onderzoek verder aan zijn doctoraat. Onder
begeleiding van Marc Swyngedouw promoveerde Abts in 2012 tot Doctor in
de Sociale Wetenschappen met een onderzoek naar de relatie tussen
maatschappelijk onbehagen en populistische denkbeelden.
De
doctoraatsstudie gaat na hoe maatschappelijke veranderingen –
globalisering, migratie en individualisering – de gevestigde
grensafbakeningen, culturele classificatieschema’s, sociale
basiszekerheden en politieke identiteiten van de nationale en verzuilde
klassensamenleving hebben ondergraven, wat resulteert in heel wat
onbehagen en nieuwe culturele en sociaaleconomische conflicten van
integratie versus demarcatie die politiek gemobiliseerd kunnen worden.
De omvangrijke studie behandelt deze kwestie op twee manieren. Ten
eerste werd de relatie tussen laatmoderniteit, maatschappelijk
onbehagen, populisme en democratie nader theoretisch uitgewerkt. De
inzet was een algemene maatschappijdiagnose die nagaat wat de crisis van
de georganiseerde moderniteit betekent; waar het maatschappelijke
onbehagen vandaan komt; hoe populisten daar op (kunnen) inspelen en hoe
het populisme zich verhoudt tot de liberale democratie. Ten tweede werd
via empirisch onderzoek nagegaan welke bemiddelende rol het
maatschappelijke onbehagen vervult in de verklaring van
autoritair-etnocentrische denkbeelden, politiek cynisme en extreemrechts
stemgedrag bij kiezers. Hiertoe werden zowel kwalitatieve als
kwantitatieve onderzoeksmethoden gehanteerd.
Na zijn doctoraat
gaf Koen Abts enkele inleidende vakken sociologie aan de KU Leuven en
was hij als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het Centrum voor
Sociologisch Onderzoek. Korte tijd verbleef hij ook aan de Waseda
University in Tokyo. Sinds oktober 2014 is hij als Chargé de Recherches
van het FNRS verbonden aan Centre d’Etude de l’Opinion van de Université
de Liège en als Research Fellow aan het Instituut voor Sociaal en
Politiek Opinieonderzoek (KU Leuven), waar hij het Belgisch
Verkiezingsonderzoek van 2014 mee coördineert. In zijn onderzoek richt
hij zijn aandacht ondertussen meer en meer op de invloed van sociale
veranderingen op de houdingen van burgers ten aanzien van de nationale
welvaartsstaat en een sociaal Europa. Daarbij wordt tevens nagegaan hoe
etnische minderheden denken over solidariteit en welvaartsstaat en in
welke mate hun attitudes verschillen met laaggeschoolde autochtonen. Ten
slotte blijft hij verder werken op thema’s zoals onbehagen, sociale
attitudes, populisme, Euroscepticisme en surveyonderzoek.
Naast
fundamenteel wetenschappelijk onderzoek hecht hij tevens belang aan de
vertaling van onderzoeksresultaten naar de brede samenleving. Zo is hij
betrokken bij meerdere Nederlandstalige publicaties die zich richten op
het brede publiek (‘Nieuwe tijden, nieuwe mensen’ of ‘Vlaanderen Kiest’)
en komt hij regelmatig in de media – zowel televisie, radio als
dagbladen – met onderzoeksresultaten die voortkomen uit de diverse
publieksonderzoeken. Op deze manier poogt hij op basis van
wetenschappelijke expertise het maatschappelijke debat mee te voeden.
Leen Decin behaalde in 1996 aan de KU Leuven het diploma van licentiaat in de Wiskunde, optie Wiskundige Natuurkunde en Sterrenkunde. Dankzij een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, Vlaanderen (FWO) kon ze een doctoraat starten aan de KU Leuven, onder begeleiding van Prof. Christoffel Waelkens. In mei 2000 behaalde ze de titel van doctor in de wetenschappen met een onderzoek naar het gebruik van theoretische atmosfeerspectra van koude standaardsterren voor de kalibratie van infrarode spectrometers.
Van 2000 t.e.m. 2010, werkte ze als post-doctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen aan de KU Leuven. Sinds 2004 was ze tevens voor 20% geassocieerd met het sterrenkundig instituut ‘Anton Pannekoek’ van de Universiteit van Amsterdam. In 2010 werd ze benoemd aan hoofddocent aan de KU Leuven, in 2013 is ze gepromoveerd tot hoogleraar. Voor haar onderzoek reist Leen Decin de wereld rond, waarbij een onderzoeksverblijf typisch enkele dagen tot enkele maanden duurt.
Ondertussen heeft haar onderzoek zich uitgebreid. Ze bestudeert nu tevens de chemische en dynamische processen in de sterrenwinden van geëvolueerde sterren. In 2010 publiceerde ze een artikel in Nature over de ontdekking van warme waterdamp in de sterrenwind van een heldere koolstofrijke ster. In 2011 kreeg ze een beurs van de universiteit Leuven om een interdisciplinaire onderzoeksgroep te starten rond exoplaneten. Samen met collega's van het departement chemie en het departement wiskunde ontwikkelen ze nu gesofisticeerde theoretische modellen om de spectra van exoplaneten te interpreteren.
Aristoteles Latinus XVII 1.III De motu animalium. Fragmenta translationis anonymae et Translatio Guillelmi de Morbeka en XVII 2.II-III De progressu animalium. Translatio Guillelmi de Morbeka
Pieter De Leemans heeft de middeleeuwse vertalingen van Aristoteles’ zoölogische geschriften ‘De progressu animalum’ en ‘De motu animalum’ kritisch onder de loep gelegd. ‘De progressu animalum’ behandelt de techniek van het bewegen bij diersoorten. Met zijn ‘De motu animalum’ probeerde Aristoteles de principes en de oorzaak te achterhalen van diverse soorten beweging zoals lopen, zwemmen en vliegen. De Latijnse vertalingen gestoeld op Griekse bronteksten gaan terug tot de 13de eeuw. De Duitse filosoof en theoloog Albertus Magnus bediende zich van een – nu verloren – tekst van een anonieme vertaler. Een tweede vertaling is van de hand van de Vlaamse monnik Willem van Moerbeke en dagtekent van omstreeks 1260. Ze kende een ruime verspreiding, onder mee aan de Universiteit van Parijs. Met de reconstructie van Albertus Magnus’ werk probeerde onderzoeker De Leemans een methode te ontwikkelen die als model kan dienen voor toekomstige gelijkaardige reconstructies. Ook werpt ze een licht op de werkwijze en het gedachtegoed van Albert Magnus. De Leemans’ editie van Willem van Moerbekes vertaling laat toe om een beter zicht te krijgen op de werkmethode van een van de grootste middeleeuwse Aristotelesvertalers en op de verspreiding van zijn werk aan de Universiteit van Parijs.
Professor Pieter De Leemans studeerde Taal- en Letterkunde, Grieks en Latijn aan de KU Leuven. Momentaal is hij als doctor assistent werkzaam aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven en aan de Faculteit Letteren van de KU Leuven. Tevens is hij aan de UGent gastprofessor Latijnse Letterkunde.
Mike Kestemont werd gelauwerd omwille van zijn doctoraal
proefschrift ‘Het Gewicht van de auteur – Een onderzoek naar
stylometrische auteursherkenning in de Middelnederlandse epiek’.
Voor zijn onderzoek naar het eindrijm in de Middelnederlandse epiek, ca
1200-1500, schakelde Mike Kestemont informatica als hulpmiddel in. Hij
ontwikkelde een algoritme om via een stijlanalyse de auteur te
achterhalen. Zo ontdekte hij dat de anonieme dichter van ‘Karel ende
Elegast’ ook de auteur is van de oudste Middelnederlandse roman over
ridder Lancelot en koning Arthur en de roman over de Afrikaanse ridder
Moriaen. Dat de drie werken van de hand waren van dezelfde auteur
berustte totnogtoe op een hypothese. De onderzoeksbenadering van
Kestemont bezorgt de hypothese nu een stevige onderbouw. Computeranalyse
voor de controle van het auteurschap van hedendaagse schrijvers is vrij
courant, maar voor Middelnederlandse teksten is die techniek baanbrekend
te noemen.
Doctor Mike Kestemont is vorser bij het FWO-Vlaanderen en lid van twee
onderzoeksgroepen aan de Universiteit Antwerpen: het Instituut voor de
studie van de Letterkunde in de Nederlanden en het Computational
Linguistics and Psycholinguistics Research Center (CLiPS).
Transient Receptor Potential kanalen in thermosensatie en pijn.
Het onderzoek van Joris Vriens situeert zich in het domein van ionenkanalen. Transient Receptor Potential (of TRP) kanalen zijn microscopisch kleine sluisjes die zich in het celmembraan bevinden. Deze TRP kanalen kunnen zich openen en sluiten onder invloed van heel uiteenlopende prikkels vanuit onze omgeving (smaken, geuren, giffen, kruiden, plantenextracten, temperatuursveranderingen, …) en functioneren als cellulaire sensoren. Het bekroonde werk ‘TRP kanalen in thermosensatie en pijn’ bespreekt de rol van TRP kanalen in het detecteren van warme temperaturen. Een snelle detectie van schadelijke warmte is van levensbelang in het voorkomen van brandwonden en pijn. Bij zoogdieren gebeurt de detectie van temperaturen door sensorische zenuwuiteinden die gelegen zijn net onder onze huid. In het gepresenteerde werk, heeft Vriens het ionenkanaal TRPM3 geïdentificeerd als een nieuwe ‘hitte detector’. Muizen zonder het TRPM3 gen zijn minder gevoelig voor warmte stimuli en ontwikkelen geen overgevoeligheid voor warmte bij ontstekingen. Deze nieuwe ontdekkingen maken TRPM3 een veelbelovend target voor de ontwikkeling van nieuwe pijnstillende geneesmiddelen.
Joris Vriens (°1978) is verbonden aan de KULeuven waar hij in 2000 afstudeerde als licentiaat in de Biologie. In 2001 werd hij opgenomen in de onderzoeksgroep van ionenkanalen onder leiding van prof Bernd Nilius waar hij in 2005 promoveerde hij tot Doctor in de Biomedische wetenschappen. Als postdoctorandus van het FWO verhuisde hij van 2006 tot 2007 naar Harvard Medical School te Boston. Hij keerde in 2008 terug naar het labo voor ionenkanaal onderzoek aan de KULeuven. In 2011 werd hij gepromoveerd tot professor en startte zijn eigen onderzoeksgroep binnen het laboratorium experimentele Verloskunde – gynaecologie aan de KULeuven.
Angst voor criminaliteit onderzocht. De brede schemerzone tussen alledaagse realiteit en irrationeel fantoom.
Stefaan Pleysier (°1975) is verbonden aan het Leuvens Instituut
voor Criminologie (LINC) van de K.U.Leuven. Hij is Licentiaat in de
Sociologie (K.U.Leuven), Master Quantitative Analysis in the Social
Sciences (K.U.Brussel), en promoveerde in 2009 als Doctor in de
Criminologie (K.U.Leuven – FWO financiering) op een proefschrift met als
titel Angst voor criminaliteit onderzocht. De brede schemerzone
tussen alledaagse realiteit en irrationeel fantoom. Het is voor deze
studie, en meer in het bijzonder het manuscript dat ondertussen onder
dezelfde titel werd gepubliceerd als boek bij Boom Juridische uitgevers,
dat hij de Frans Van Cauwelaertprijs 2010 ontvangt.
Stefaan
Pleysier is sedert oktober 2010 voltijds docent aan de Faculteit
Rechtsgeleerdheid van de K.U.Leuven, waar zijn lesopdrachten zich met
name situeren op het domein van de jeugdcriminologie en de methoden van
het sociaal-wetenschappelijk en criminologisch onderzoek. Binnen het
Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) is hij co-coördinator van de
Onderzoekslijn Jeugdcriminologie. In navolging van de vroegere
Onderzoeksgroep Jeugdcriminologie (OGJC) onder leiding van prof. em.
Lode Walgrave, bouwt deze onderzoekslijn het jeugdcriminologisch
onderzoek verder uit vanuit een interdisciplinaire samenwerking tussen
criminologie en recht.
Een hologram van de oerknal?: "Snaartheoriemodellen voor het zeer vroege heelal"
Ben Craps is verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel. In 1996
studeerde hij af als Licentiaat in de Natuurkunde aan de K.U.Leuven,
waar hij in 2000 als Aspirant van het FWO promoveerde tot Doctor in de
Wetenschappen. Postdoctoraal onderzoeker was hij van 2000 tot 2003 aan
het Enrico Fermi Institute van de University of Chicago en van 2003 tot
2005 aan het Instituut voor Theoretische Fysica van de Universiteit van
Amsterdam. In 2006 werd hij voltijds docent aan de Vrije Universiteit
Brussel, waar hij in 2009 voorzitter werd van de Vakgroep Fysica. Hij is
ook als directe medewerker van de Directeur verbonden aan de
Internationale Solvay Instituten voor Fysica en Chemie.
Het
onderzoek van Ben Craps situeert zich op het raakvlak van de
theoretische hoge-energie-fysica en de kosmologie. Volgens de
oerknal-theorie, gefundeerd in Einsteins algemene relativiteitstheorie
en spectaculair bevestigd door recente observaties, was ons heelal
vroeger veel kleiner en warmer dan vandaag. Als de theoretische modellen
verder terug geëxtrapoleerd worden in de tijd, leiden ze tot een
“oerknal-singulariteit”, waar begrippen als ruimte en tijd hun betekenis
verliezen. Snaartheorie is een speculatieve theorie die potentieel
geldig blijft in zulke extreme omstandigheden. In zijn proefschrift D-branes
and boundary states in closed string theories bestudeerde Ben Craps
in detail bepaalde bouwstenen van de snaartheorie. In zijn later werk
gebruikte hij deze bouwstenen om modellen te ontwikkelen voor de
oerknal, en dus voor het ontstaan van de ruimte. Een belangrijk
ingrediënt hierin is het holografische principe, dat stelt dat
gravitationele fysica in een ruimte exact gecodeerd kan worden in een
(niet-gravitationele) theorie op een rand van deze ruimte. In bepaalde
modellen blijft deze laatste theorie geldig wanneer de oorspronkelijke
ruimte haar betekenis verliest, wat toelaat te beschrijven hoe ruimte
kan ontstaan vanuit een toestand die geen ruimtelijke interpretatie
heeft.
De Vlaamse Opstand (1482-1492). Staatsvorming en stedelijke opstanden in het graafschap Vlaanderen.
De laureaat van de prijs van het Frans Van Cauwelaert Fonds 2008 is de heer Jelle Haemers met het werk De Vlaamse Opstand (1482-1492). Staatsvorming en stedelijke opstanden in het graafschap Vlaanderen. Dit werk onderzoekt de tijdsgeest die op het einde van de 15de eeuw heerste in onze steden en gewesten. De periode tussen 1477 tot 1492 was een woelig tijdvak in het graafschap Vlaanderen. Ze werd gekleurd door een verbeten strijd om de heerschappij in de grote steden en om de invulling van de centrale macht. Deze periode valt uiteen in twee delen, met name de regering van Maria van Bourgondië (1477-1482) en de Vlaamse Opstand (1482-1492).
Moleculaire genetica en functioneel onderzoek van mutaties in genen geassocieerd met erfelijke motorische zenuwaandoeningen
De Frans Van Cauwelaert Prijs 2007 werd uitgereikt aan Dr. Joy
Irobi-Devolder. Mevrouw Joy Irobi-Devolder is afkomstig uit Nigeria,
waar ze in 1995 afstudeerde als licentiate in de Farmacologie en
Fysiologie aan de Universiteit van Nsukka, Nigeria. Kort daarna vertrok
ze naar België om te gaan studeren aan de Vrije Universiteit Brussel.
Eind 1997 werd haar een Dehousse beurs toegewezen door de Universiteit
Antwerpen. Dit leidde in 2002 tot het behalen van haar doctoraat in de
Wetenschappen.
Het onderzoek van mevrouw Irobi-Devolder spitst
zich toe op het identificeren van genen die instaan voor erfelijke
aandoeningen van het perifeer zenuwstelsel. Het perifeer zenuwstelsel
omvat de zenuwbanen die de hersenen en het ruggenmerg verbinden met de
rest van het lichaam. Eén op 2500 mensen heeft te maken met een
erfelijke aandoening in het perifeer zenuwstelsel. De bekendste vorm is
de ziekte van Charcot-Marie-Tooth (CMT), die gekenmerkt wordt door
ernstige spierafwijkingen in handen en voeten, en dit reeds op jonge
leeftijd.
Na vijf jaar intensief onderzoek slaagde mevrouw
Irobi-Devolder er in het juiste gendefect te lokaliseren voor de
motorische variant van CMT. Deze zeer belangrijke ontdekking zal
aanleiding geven tot een beter inzicht in het ziekteproces, wat
essentieel is voor de ontwikkeling van een therapie die tot op heden
louter ondersteunend is.
Het gezin: à-Dieu? Naar een contextuele ethiek, theologie en (gods-)dienstpedagogiek van gezinnen vandaag
De laureaat 2006 van de prijs van het Frans Van Cauwelaert Fonds is Dr. Annemie
Dillen. Mevrouw Dillen is verbonden aan het Centrum voor
Vredesethiek van de K.U.Leuven, stelde zich kandidaat voor de Frans Van
Cauwelaertprijs 2006 met haar doctoraatsstudie "Het gezin: à-Dieu? Naar
een contextuele ethiek, theologie en (gods-)dienstpedagogiek van
gezinnen vandaag"
Het gezin wordt, zeker vanuit de
christelijke ethiek, nog altijd naar voren geschoven als een vorm van
perfectie. Annemie Dillen pleit voor een andere visie op het gezin.
Enerzijds moet de gezinsethiek af van de perfectie als streefdoel, zodat
ze oog en begrip kan hebben voor conflicten. Ouderschap hoeft niet
perfect te zijn, als het maar goed genoeg is. Dat laat ouders toe om
toch nog positief te handelen in moeilijke omstandigheden. Anderzijds
moet de wisselwerking tussen gezin en maatschappij zo hoog mogelijk
zijn. Sociaal isolement kan een grote bedreiging vormen voor het
gezinsleven. Dillen wijst ook op het belang van het gezin als
mini-democratie en als morele leerschool. Ouders die met
maatschappelijke waarden willen meegeven zoals gelijkheid en
rechtvaardigheid, moeten die thuis consequent zelf toepassen, ten
opzichte van elkaar en ten opzichte van de kinderen.
Mevrouw Gerda Neyens (°Oostende, 1965) studeerde Natuurkunde aan de KULeuven. Na het behalen van haar Licentiaat in de Wetenschappen bleef ze verbonden aan de KULeuven en werd ze assistente met voorbereiding van een doctoraat aan het Instituut voor Kern- en Stralingsfysica. In 1993 promoveerde ze tot Doctor op het proefschrift ‘Ontwikkelen van een doelgerichte LEMS-opstelling en het bepalen van het quadrupoolmoment van Ra-isomeren’. In 2004 werd ze voltijds Hoofddocent. Als leidinggevende onderzoeker van een zeer actieve onderzoeksgroep op een belangrijk gebied van de fundamentele Fysica, namelijk de studie van kortlevende exotische kernen, heeft Gerda Neyens een Internationaal erkend en herkenbaar wetenschappelijk uitmuntend niveau bereikt. Haar promotorschap van 5 succesvolle doctoraten bevestigt mede deze status. Ze is internationaal sterk betrokken bij samenwerkingen zoals in het CERN, ORSAY en CAEN en vertolkt een voortrekkersrol in haar onderzoeksgroep. Bibliometrische studies van haar publicatiegedrag in verhouding tot de andere onderzoekers in haar discipline bevestigen deze uitzonderlijke kwaliteiten.
Doctor in de Geschiedenis Bart Wauters (KULeuven) is verkozen tot Laureaat van de Frans Van Cauwelaertprijs 2004 in de humane wetenschappen, meer bepaald filosofie, taalkunde, geschiedenis en archeologie. De keuze van de jury viel op Wauters’ proefschrift “Recht als Religie. Canonieke onderbouw van de vroegmoderne staatsvorming in de Zuidelijke Nederlanden”. De plechtige uitreiking op 24 november 2004 werd voorgezeten door prof. Marcel Storme, voorzitter van het fonds. Nadien hield de laureaat een lezing met als titel Recht als Religie. Een rechtshistorische analyse van het vroeg-moderne staatsvormingsproces, een toelichting bij zijn proefschrift.
De Frans Van Cauwelaertprijs 2003 werd toegekend aan de heer Thomas Voets in de categorie exacte wetenschappen (biomedische wetenschappen) op 12 november 2003. De heer Thomas Voets mocht de Prijs 2003 ontvangen uit handen van prof. M. Storme, voorzitter van het Fonds. De heer Voets hield tevens een lezing met als titel "Nieuwe inzichten in de vrijzetting van hormonen en neurotransmitters".
De Prijs 2002 werd toegekend aan de heer Jan Clement van de KULeuven, voor zijn werk "Taalvrijheid en bestuurstaal in België. Een constitutionele zoektocht naar de oorsprong van het territorialiteitsbeginsel en de minderheidsrechten in de Wet Taalgebruik Bestuurszaken". De uitreiking van de prijs vindt plaats op woensdag 20 november 2002 om 16 uur in het Paleis der Academiën, waarop de laureaat een lezing zal geven over "Bestuurstaal, faciliteiten en het rapport Nabholz-Haidegger. Geen taal, geen vrijheid?".
De prijs 2001 werd toegekend aan de heer Leo Storme van de Vakgroep Zuivere Wiskunde en Computeralgebra, Universiteit Gent. Prof. Dr. L. Storme legt zich vooral toe op het bepalen en verbeteren van grenzen op het aantal elementen van bepaalde meetkundige structuren in zogenaamde Galois-ruimten. De meeste van deze resultaten kunnen onmiddellijk worden vertaald in termne van foutverbeterende codes. Er werden vooral diepe resultaten geboekt in verband met lineaire M.D.S.-codes. Dit zijn codes die onder andere worden gebruikt voor foutverbetering in CD-spelers. Dit onderzoeksgebied waarin professor L. Storme uitblinkt is een prachtig voorbeeld enerzijds van vruchtbare wisselwerking tussen fundamenteel onderzoek en toepassingen, en anderzijds van abstract fundamenteel onderzoek waarvan het maatschappelijk rendement slechts vele jaren later tot uiting komt. De eerste Frans Van Cauwelaertlezing werd gehouden door de laureaat 2001 over "Codeertheorie en compact disc: Galois-meetkunde in de praktijk".