Voorstelling NBW: Clara Van den Bosch & Jef Denyn
Lecture
Online
Organisation
Het Nationaal Biografisch Woordenboek: deel 24 is net verschenen. Naar aanleiding van deze verschijning worden in drie sessies een aantal Da Vincilezingen gegeven waarin een aantal eminente landgenoten met grote uitstraling belicht worden.
18-03-2021
In 1922 verzamelt een internationaal publiek zich in Mechelen. De
aanleiding is de oprichting van een beiaardschool, de eerste in zijn
soort. De centrale figuur is stadsbeiaardier Jef Denyn (1862-1941), die
dankzij zijn zomeravondconcerten op de Romboutstoren internationale
bekendheid heeft verworven. Eerder had Denyn, voortbouwend op de ideeën
van zijn vader Adolphe, de inrichting van de beiaard op punt gesteld.
Dit liet toe om op een nieuwe, expressieve en virtuoze manier de beiaard
te bespelen.
Op het hoogtepunt van zijn succes, bij de invasie van de
Duitse troepen in augustus 1914 vlucht Denyn met zijn gezin naar
Engeland. Alle plannen voor de start van de beiaardschool verdwijnen
tijdelijk in de koelkast. De beiaard wordt tijdens W.O.I door de
geallieerden naar voor geschoven als symbool van de door de bezetter
vernielde Belgische monumenten. Na de oorlog heeft dit tot gevolg dat
vanuit Groot-Brittannië op verschillende plaatsen in de wereld beiaarden
worden gebouwd als War Memorial. Meteen een belangrijke stap in de
verspreiding van de beiaard buiten de Lage Landen. Tegelijkertijd groeit
dankzij Denyn ook de belangstelling voor de beiaard in de Verenigde
Staten en worden er in snel tempo nieuwe beiaarden geïntroduceerd.
Sindsdien is de internationale beiaardcultuur een feit.
Hij is stadsbeiaardier te Kortrijk, Izegem, Harelbeke en Roeselare. Hij maakte concertreizen doorheen geheel Europa, de Verenigde Staten, Canada, Japan en Australië. Koen Cosaert is ondervoorzitter van de Vlaamse Beiaard Vereniging en was van 2011 tot 2017 secretaris van de Wereld Beiaard Federatie (WCF).
Clara Maria Van den Bosch, arts, werd op 26 juli 1922 te Antwerpen geboren als tweede van een meisjestweeling. Samen met haar tweelingzus Margriet studeerde ze geneeskunde aan de KU Leuven van 1940 tot 1947, een periode gekenmerkt door de 2de wereldoorlog en de beperkte aanwezigheid van vrouwelijke studenten. Op het einde van haar studies deed ze wetenschappelijk werk in het laboratorium voor algemene pathologie. Naar aanleiding van een casus, ten onrechte verdacht van geelzucht door congenitale syfilis, ontdekte ze een zeldzame variant van de resus bloedgroep, een systeem dat pas in 1939 was beschreven. Haar bevindingen werden gepubliceerd in “Nature” (1948). Ze introduceerde ook de techniek voor wisseltransfusies bij pasgeborenen met bloedgroepproblemen in Leuven. Omwille van diverse redenen kon ze geen wetenschappelijke carrière uitbouwen. Ze zou wel vele jaren lesgeven aan verpleegkundigen en laboranten en had een discrete maar belangrijke rol, samen met haar echtgenoot, professor Jozuë Vandenbroucke in de uitbouw van de Nederlandstalige faculteit geneeskunde van de KU Leuven en bij de redactie van wetenschappelijke artikels en boeken. Ze overleed te Leuven op 14 maart 2017.