Fondsprijzen

De Fondsprijzen zijn prijzen die voortkomen uit de legaten die aan de Academie werden toevertrouwd.

 

Paul van Oye-prijs

Prijs voor een oorspronkelijk werk in voorkeurorde over: veldwerk op het gebied van de hydrobiologie in de breedste zin van het woord; systematiek van "protisten" of van invertebraten; algemene biologie.

Bedrag voor deze prijs: 750
Deze prijs wordt tweejaarlijks uitgereikt.
Soria Delva
Responding to a warming ocean: a case study of the brown seaweed Dictyota dichotoma.

Soria Delva behaalde haar BSc Biologie aan de KU Leuven campus KULAK in 2015. Daarna volgde ze een internationaal master programma in mariene biodiversiteit en conservatie (EMBC+) aan de UGent en de Université de Pierre et Marie Curie in Parijs. In 2017  startte Soria haar doctoraatsonderzoek getiteld “Reageren op een opwarmende oceaan: een case study van het bruinwier Dictyota dichotoma” in de onderzoeksgroep Algologie van de UGent.

Haar onderzoek had als doel inzicht te verwerven in de kwestbaarheid van een zeewiersoort die wijdverspreid is in Europa voor oceaanopwarming. Wereldwijd staan mariene ecosystemen onder toenemende druk als gevolg van klimaatverandering. Terwijl de uitstoot van broeikasgassen blijft toenemen, nemen de oceanen het grootste deel van de overtollige warmte van de aarde op, wat leidt tot aanzienlijke veranderingen in hun fysische en biochemische eigenschappen. Van deze veranderingen wordt oceaanopwarming beschouwd als een van de grootste bedreigingen voor de mariene biodiversiteit. Om toekomstige effecten van klimaatverandering op mariene ecosystemen te begrijpen en beperken is het daarom cruciaal om de populaties en soorten te identificeren die hier het meest gevoelig voor zullen zijn. Via een combinatie van modelering en uitgebreide laboratorium experimenten bepaalde ik de kwetsbaarheid van Europese populaties van het bruinwier Dictyota dichotoma. Hierbij lag de nadruk op hun temperatuursgevoeligheid, aanpassingsvermogen, en blootstelling aan stijgende temperaturen. Uit mijn onderzoek bleek dat de zuidelijke populaties, specifiek deze in de Middellandse Zee en in de Straat van Gibraltar, risico zullen lopen te verwijnen onder toekomstige oceaanopwarming. Dit onderzoek, samen met vele andere, benadrukt daarom de nood voor snelle actie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen teneinde de kostbare zee-ecosystemen en hun weelde aan soorten te behouden.

Eveline Pinseel
Diversity, biogeography and evolutionary history of diatoms: Pinnularia borealis as a case study

Eveline Pinseel (°1991) behaalde haar BSc Biologie en MSc Ecologie & Milieu aan de UAntwerpen. In 2014 startte ze haar doctoraat in de onderzoeksgroep Protistologie en Aquatische Ecologie van de UGent, in nauwe samenwerking met de Plantentuin Meise. Na haar doctoraatsverdediging in 2019 vertrok Eveline Pinseel naar de Verenigde Staten waar ze een postdoc startte aan de University of Arkansas in Fayetteville.
Haar onderzoek focust op kiezelwieren, een groep microscopisch kleine algen die leven in een celwand van amorf glas. Kiezelwieren vormen een van de meest diverse groepen van eukaryoten, en de meest diverse groep algen, ter wereld. Ze zijn van enorm ecologisch belang dankzij hun cruciale rol in de globale nutriëntenkringloop en primaire productie. Desondanks zijn onze inzichten in hun evolutie en soortsvormingsprocessen zeer beperkt. Doorheen haar onderzoek beoogt Eveline Pinseel de enorme diversiteit van kiezelwieren beter te begrijpen. Dit doet ze door de biogeografische patronen en soortsvormingsprocessen van kiezelwieren uit verschillende omgevingen te bestuderen - van bodems tot meren en oceanen, en van Antarctica tot de Baltische Zee. Haar doctoraatsonderzoek heeft tot enkele baanbrekende nieuwe inzichten geleid, en werd gepubliceerd in de top wetenschappelijke tijdschriften Nature Communications en Science Advances. Zo ontdekte ze dat Antarctische zoetwater kiezelwieren erg gevoelig zijn voor grote klimaatveranderingen, en dat bodembewonende kiezelwieren vele malen soortenrijker en unieker zijn dan tot nu toe werd aangenomen. In haar postdoc in de VS richt ze zich op de herhaaldelijke kolonisatie van zoetwatermilieus door mariene kiezelwieren over evolutionaire tijdschalen. Uit dit onderzoek bleek reeds dat intraspecifieke variatie in genexpressie een belangrijke rol speelt in hoe mariene kiezelwieren zich aanpassen aan veranderingen in saliniteit.

Tanja Stratmann
UGent

Tanja Stratmann (°1988) studeerde van 2008 tot 2011 biologie (B.Sc.) aan de Universiteit Bremen in Duitsland en aan de Universiteit van Oviedo in Spanje. Daarna behaalde ze haar M.Sc. in Biologie aan de Universiteit Aarhus in Denemarken in 2014, en haar M.Sc. in Statistical Data Analysis aan de Universiteit Gent in 2019. In 2014 begon Stratmann aan haar doctoraat in het Europees multidisciplinaire onderzoeksprogramma ‘MIDAS’ (‘Managing Impacts of Deep-Sea Resource Exploitation’) bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ, Nederland) in samenwerking met de Universiteit Gent. Het resulterende proefschrift ‘Benthic ecosystem response to polymetallic nodule extraction in the deep sea' werd door haar verdedigd in 2018. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek kende Tanja Stratmann in 2019 de RUBICON- financiering toe om als postdoctoraal onderzoeker voor twee jaar in de HGF MPG Joint Research Group for Deep-Sea Ecology and Technology aan het Max Planck Institute for Marine Microbiology te werken.

Stratmann onderzoekt de milieueffecten van diepzeemijnbouw, d.w.z. het gevolg van de winning van brandstoffen en delfstoffen uit de diepzee op het ecosysteem van de zeebodem. De vraag naar metalen en zeldzame aardelementen neemt toe en de delfstoffen aan land raken langzaam uitgeput. Daarom worden minerale afzettingen in de diepzee, zoals mangaanknollen, polymetallische sulfiden en kobaltrijke ferromangaankorsten, in toenemende mate beschouwd als een potentieel toekomstige bron van metalen zoals kobalt, nikkel en koper. De winning van deze mineralen zal echter ernstige gevolgen hebben voor het mariene milieu.
Haar onderzoek richt zich op de reactie van het ecosysteem na habitatmodificatie en -vernietiging door de extractie van mangaanknollen. Mangaanknollen zijn kleine (2-8 cm in diameter) concreties van metalen die voorkomen op de zeebodem van 4000 tot 6000 m diepte, en groeien met snelheden van slechts 1 tot 10 mm per miljoen jaar. Ze bestudeert het herstel van het ecosysteem van de abyssale vlakten in het Peru Basin (Stille Oceaan) na een kleinschalige verstoring van het sediment in 1989, het zogenaamde DISCOL-experiment (acroniem voor “DISturbance and re-COLonization experiment”). Daarvoor combineert ze het ontwikkelen van wiskundige modellen met in-situ experimenteel werk, uitgevoerd aan boord van onderzoeksschepen. Met de ontwikkelde voedselwebmodellen op basis van koolstof wil ze begrijpen hoe de verwijdering van mangaanknollen de voedselwebeigenschappen van twee verschillende afgrondvlaktes verandert, namelijk van het Peru Basin voor de kust van Ecuador, en de Clarion-Clipperton Fracture Zone in de equatoriale Stille Oceaan ten zuiden van Hawaï en ten westen van Mexico. De ontwikkelde trofische en niet-trofische interactiewebben worden gebruikt om de rol van glassponzen bevestigd aan mangaanknollen te onderzoeken. Het onderzoek richt zich tevens op de vraag welke rol de benthos, d.w.z. organismen in en op de zeebodem, speelt in de mondiale koolstofcyclus, waarbij ze vooral geïnteresseerd is in de metabolische activiteit en voedingstypes van zeekomkommers, sponzen en slangsterren.


Anna-Maria Vafeiadou
UGent

Anna-Maria Vafeiadou (°1986) wordt gelauwerd voor haar doctoraatproefschrift met als Nederlandstalige titel: “Co-existentie van soorten van mariene nematoden”. Anna-Maria Vafeiadou studeerde Biologie aan de Aristoteles Universiteit van Thessaloniki in Griekenland. Daarna vervolgde zij haar postdoctorale studies in Mariene Biodiversiteit en Bescherming via het Erasmus Mundus MSc-programma van de Universiteit Gent en vijf partneruniversiteiten. In februari 2019 verdedigde zij haar proefschrift in de Mariene Wetenschappen in Gent. Een gezamenlijk doctoraat werd haar uitgereikt door zowel de Universiteit Gent als de Aristoteles Universiteit van Thessaloniki.
De focus van haar onderzoek ligt op de ecologische theorie van het gezamenlijk voorkomen van soorten. Via een experimentele benadering onderzoekt ze omgevingsfactoren, voedselgebruik en microhabitatkeuze. Daarbij probeert ze te ontdekken welke factoren als potentiële mechanismen van nichedifferentiatie fungeren. Anna-Maria Vafeiadou is vooral geïnteresseerd in de interacties tussen verschillende diersoorten en de ecologische mechanismen die cruciaal zijn voor de lokale biodiversiteit en het goed functioneren van natuurlijke ecosystemen. Het ontrafelen van de vaak complexe mechanismen die het gezamenlijk voorkomen van soorten reguleren is een belangrijke taak in het ecologisch onderzoek, zeker nu de omgeving razendsnel verandert als gevolg van de klimaatverandering.
Sinds februari 2019 is Anna-Maria Vafeiadou een postdoctoraal onderzoeker bij de onderzoeksgroep Mariene Biologie van de Universiteit Gent.


Lidia Lins Pereira

Lidia Lins Pereira (°1986) studeerde van 2005 tot 2008 biologie in Recife, Brazilië. Daarna behaalde zij een studiebeurs van het VLIR-UOS (ontwikkelingssamenwerking) in België voor het masterprogramma in de Nematologie aan de Universiteit Gent van 2009 tot 2011. In 2012 startte zij haar doctoraatsonderzoek in Mariene Biologie aan de Gentse universiteit;   ze verkreeg hiervoor een bijzonder onderzoeksfonds van de Universiteit Gent en een CAPES studiebeurs van het Braziliaanse Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Lidia Lins Pereira verdedigde haar proefschrift met als titel “The importance of benthic-pelagic coupling and spatial variability for deep-sea meiofauna” in 2016. Nu werkt ze als postdoctoraal onderzoeker aan het Senckenberg Forschungsinstitut und Naturmuseum in Frankfurt am Main in Duitsland.

Lidia Lins Pereira onderzoekt de patronen en de processen die plaatsvinden in de diepzee. De diepzee vormt een van de grootste biotopen op aarde, maar wordt slechts recent binnen een internationaal en interdisciplinair kader grondig onderzocht. Lidia Lins Pereira onderzoekt  de bodemdieren van verschillende biotopen in de Atlantische en Zuidelijke Oceaan op basis van interdisciplinair onderzoek met ecologische, moleculaire en biochemische methoden. Zij is betrokken bij verschillende internationale projecten die handelen over diepzeeorganismen van verschillende grootteklasse: meiofauna (µm niveau), macrofauna (mm niveau) en megafauna (cm niveau). Haar onderzoek richtte zich voornamelijk naar de vrijlevende mariene nematoden (ronde wormen) die de meest voorkomende vertegenwoordigers zijn in de meiofauna in de diepzeebodem. Ze onderzocht de rol van de nematoden in de voedselketen van de diepzee; hierbij werd gebruikt gemaakt van  biomerkers (vetzuren en stabiele isotopen), genetisch onderzoek (barcodes en metabarcodes) en ecologische analyses om zo een beter inzicht te krijgen in de verspreiding van de nematoden, hun trofische interacties en de bentisch-pelagische koppelingen in de diepzee. Zij bestudeerde ook de invloeden van milieufactoren op de dispersie en de distributie van de nematoden en hoe deze al dan niet gestuurd worden door de  pelagische productiviteit.  De onderzoeksvragen die haar boeien zijn de volgende: is de biodiversiteit in de diepzee hoog, ook in in termen van meiofauna (nematoden) en is de turn-over beperkt? Bestaat er een koppeling tussen de primaire productie aan het wateroppervlak en de diversiteit en biomassa van de meiofauna in de bodem? Wat is de koppeling tussen de waterdiepte en de samenstelling van de bodemgemeenschappen? Voeden de bodemgemeenschappen zich selectief met de organische stoffen die ze in of op de bodem vinden?   Haar huidig onderzoek richt zich voornamelijk naar deze laatste vraag, waarbij ze nu met uitbreiding  ook de macrofauna (e.g. Amphipoda, Isopoda, Polychaeta) van andere abyssale en hadale diepzeegebieden onderzoekt. Hierbij gaat ze op zoek naar verschillende voedingsstrategiën voor deze verschillende groepen van organismen, om op die manier de antwoorden op voedselselectiviteit in de diepzee te kunnen ontrafelen. Tevens gaat ze op zoek naar eventuele verschillen in voedingsstrategie tussen de larven en de adulte fasen in de levenscycli van deze macrofaunasoorten. Zij is bijzonder geboeid om inzicht te krijgen in de complexe materie die de voedselketen-black box van de diepzee vormt.


Albrecht Houben
Albrecht Houben (°1984) is laureaat van de Van Oyeprijs 2015 voor zijn studie Diversity and phylogeny of the limnoterrestrial Rhabdocoela (Platyhelminthes), an enigmatic Group of minute metazoans, een onderzoek over platwormen. Traditioneel worden Platwormen in twee groepen gedeeld: een parasitaire groep en een groep vrijlevende “Turbellaria”. In Houbens onderzoek werd gewerkt met de kleinste leden uit de laatste groep oftewel de microturbellaria. Ondanks dat deze alomtegenwoordig zijn, worden ze vaak over het hoofd gezien. Zeker wanneer men spreekt over de rhabdocoelen die leven in een limnoterrestrische habitat. Tot op vandaag zijn er enkel 46 limnoterrestrische rhabdocoelen beschreven, wat minder dan 3 % van alle bekende rhabdocoelen soorten is. Deze zouden hun origine hebben door een kolonisatie vanuit zoetwater. Omdat dit verre van zeker is werden bijkomende data verzameld om zo de fylogenie van de Dalytyphloplanida verder uit te werken met meer taxa en bijkomende moleculaire data. Hieruit zijn 4 α-taxonomische werken gevloeid waarvan twee revisies van een geheel genus. Het opmerkelijkste resultaat is de ontdekking van de nieuwe soort Acrochordonoposthia vandeputae. Dit omdat deze werd ontdekt midden in het best bestudeerde gebied op het vlak van limnoterrestrische rhabdocoelen. Houben heeft ook een cladistische analyse uitgevoerd met een ribosomale DNA dataset waar tevens 4 verschillende habitat toestanden werden geïmplementeerd. Zo werden verscheidene traditionele clades bevestigd en andere weer verworpen. Deze fylogenie toont twee onafhankelijke kolonisaties van het (limno)terrestrische milieu aan, één binnen Limnotyphloplanida en één binnen Neodalyellida, die tevens ontstaan zijn uit een brak/marien milieu en geen zoetwater origine hebben zoals steeds gedacht. Door deze nieuwe inzichten lijkt het dat de wereldwijde diversiteit van deze dieren ongetwijfeld vele malen hoger is dan men tot nu toe dacht.

Albrecht Houben studeerde biologie aan de universiteiten van Hasselt en Antwerpen (licentiaat in 2007). Hij doctoreerde aan de Universiteit Hasselt in 2013. Van 2009 tot 2013 werkte hij doctoraatsbursaal aan de Hasseltse universiteit, waar hij nu vrijwillig wetenschappelijk medewerker is in combinatie met een baan in de privésector.

Maarten Larmuseau

Sea (in)sight. From phylogeographical insights to visual local adaptation in marine gobies.

Hierin kon hij aantonen dat de verschillende populaties van mariene grondels genetisch aangepast zijn aan de lokale lichtomstandigheden langs de Europese kusten. Momenteel is hij verbonden als FWO-Postdoctoraal onderzoeker aan het Laboratorium van Forensische Genetica en Moleculaire Archeologie (Departement Humane Erfelijkheid) waar hij de humane genetische diversiteit in de Lage Landen in kaart brengt en deze tracht te relateren aan culturele verschillen en historische feiten. Nieuwe inzichten via een dergelijke multidisciplinaire aanpak gebruikt hij om vooruitgang te boeken in het onderzoek naar de (micro-)evolutie bij mens en dier.

Maarten Larmuseau (° 1983) is actief in het onderzoeksdomein van de populatie- en evolutiegenetica en is verbonden aan de KULeuven. Hij begon eind 2004 aan een doctoraat over de relatie tussen populatiegenetica en natuurlijke selectie bij mariene vissen in het Laboratorium van Diversiteit en Systematiek van Dieren. In 2009 verdedigde hij zijn doctoraat getiteld: '(In)zicht op zee – Van fylogeografische inzichten naar visuele lokale adaptatie bij mariene grondels'.


Jef Guelinckx

Estuarine habitat use by a goby species: a geochemical approach

Jef Guelinckx (°1979) behaalde in 2002 met een palmares van zeven graden zijn licentiaatsdiploma in de Biologie, richting dierkunde-ecologie, aan de KULeuven. Een eerste kennismaking met estuariene en mariene ecosystemen kwam er met de licentiaatsthesis naar het migratiegedrag van haring en sprot in het Schelde-estuarium, onder begeleiding van Prof. F. Ollevier. Dit smaakte naar meer en effende het pad voor zijn doctoraatsonderzoek Estuarine habitat use by a goby species: a geochemical approach aan het Laboratorium voor Aquatische Ecologie en Evolutiebiologie (KULeuven) waar hij zich verder verdiepte in de ecologische rol die estuaria vervullen voor mariene vissen. Het doctoraatsonderzoek naar de migratiepatronen van grondels in het Schelde-estuarium werd uitgevoerd met een beurs van de KULeuven en een specialisatiebeurs van het IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie). Voor dit multidisciplinair onderzoek vonden tal van samenwerkingen plaats met verscheidene Vlaamse en Europese onderzoeksinstellingen. De intensieve staalnamecampagnes op zee en in de Schelde werden ondermeer ondersteund door het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee). Een belangrijk experiment werd uitgevoerd aan het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke, een vestiging van het Nederlands Instituut voor Ecologie (KNAW-NIOO). De verschillende scheikundige analyses kon Jef Guelinckx uitvoeren aan het Laboratorium Analytische en Milieuchemie van de VUB, de Afdeling Geologie van KULeuven en het Laboratoire de Sclérochronologie des Animaux Aquatiques (IFREMER-IRD) in het Franse Brest.

Naast zijn doctoraatsonderzoek draaide de heer Guelinckx ook mee in een monitoringstudie naar de estuariene visgemeenschap van de Schelde in opdracht van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Na het afwerken van zijn doctoraatsverhandeling werkte Jef Guelinckx een korte periode aan de Universiteit van Bergen (Noorwegen). Momenteel werkt hij bij de Vlaamse Milieumaatschappij rond Integraal Waterbeleid.


Sofie Derycke

Patronen en processen in de genetische structuur van twee mariene nematodentaxa (Rhabditis (Pellioditis) marina en Halomonhysterra disjuncta). Een moleculaire, morfologische en experimentele benadering.

In 2007 wordt de studie ‘Patronen en processen in de genetische structuur van twee mariene nematodentaxa (Rhabditis (Pellioditis) marina en Halomonhysterra disjuncta). Een moleculaire, morfologische en experimentele benadering’ van mevrouw Sofie Derycke bekroond. Het betreft een doctoraal onderzoek naar de genetische structuur en dynamiek binnen populaties van rondwormen, wat een duidelijke betekenis kan hebben voor opmeten van de kwaliteit van het leefmilieu.

Sofie Derycke (°1978) studeerde biologie aan de Gentse Universiteit, waar ze sinds 2002 verbonden is aan de onderzoeksgroep Mariene Biologie. In 2006 behaalde ze haar doctoraat met bovenvernoemde studie.


Marjan De Block

Life history plasticity to time stress in the damselfly Lestes viridis

In 2005 wordt de studie ‘Life history plasticity to time stress in the damselfly Lestes viridis’ van mevrouw Marjan De Block bekroond, een onderzoek naar de levensgeschiedeniskenmerken als respons op tijdstress bij de waterjuffer Lestes viridis, het proefschrift waarmee zij ook haar doctoraat behaalde aan de Universiteit Antwerpen in 2004.

Marjan De Block (°1973) studeerde biologie aan de Universiteit Antwerpen (UA), waar zij ook de aanvullende opleiding milieuwetenschappen volgde. Zij werkte aan enkele wetenschappelijke projecten aan het Instituut voor Natuurbehoud en de UA. Na het behalen van haar doctoraat was zij gedurende een jaar verbonden als postdoctoraal onderzoeker aan Darmouth College, USA, met een fellowship van de Belgian American Educational Foundation. Momenteel is zij verbonden aan de KULeuven met een mandaat van postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen. Marjan De Block is gespecialiseerd in de evolutionaire biologie


Tine Huyse

Evolutionary assocations between Gyrodactylus and its goby host: Bound forever?

De laureaat voor de Van Oyeprijs voor 2003 is mevrouw Tine Huyse. Zij diende haar doctoraalproefschrift in, met als titel "Evolutionary assocations between Gyrodactylus and its goby host: Bound forever?". Het is een zeer goede studie van een relatie tussen een groep kieuwparasieten en de groep vissengastheren, die met gevarieerde methoden en onder verschillende aspecten werd benaderd.

Mevrouw Tine Huyse (°1976) studeerde in 1998 met grote onderscheiding af aan de Katholieke Universiteit Leuven (KULeuven) als licentiaat in de Wetenschappen. In 2002 behaalde ze haar doctoraatsproefschrift in de Biologische Wetenschappen, eveneens aan de KULeuven. Momenteel (2002-2004) werkt zij aan een postdoctoraal onderzoek aan het ‘Natural History museum’ in London.


Tom Moens
Voedingsecologie van vrijlevende estuariene nematoden. Een experimentele benadering.

W. Sleurs
Een systematische en zoögeografische studie van de Rissoininae Stimpson, 1865 (Gastropoda, Rissoidae)

Luc De Meester
On the genetical ecology of phototactic behaviour in Daphnia magna (Crustacea, Cladocera)

Joris Peters

Bijdrage tot de archeozoölogie van Soedan en Egypte


Koen Martens

Taxonomische revisie van het genus Sclerocypris Sars, 1924 (Crustacea, Ostracoda) in Afrika


Marc Coussement

Limnologisch en visserijbiologisch onderzoek van enkele hengelwateren in oost-Vlaanderen


Robert Bosmans

Ecologische faunistiek en indicatorwaarde van water- en oppervlaktewantsen in Oost- en West-Vlaanderen


A. Caljon

Ecologisch-systematisch onderzoek en numerieke analyse van de fytoplanktongemeenschappen in brakwterkreken in het noorden van Oost-Vlaanderen


E. Coppejans

Bijdrage tot de studie van de wierpopulaties (Chlorophyceae, Phaeophyceae, Rhodophyceae) aan het fotofiel infralittoraal in het Noordwestelijke Mediterraan bekken


Jan Rammeloo

Systematische studie van de in België voorkomende Trichiales en Stemonitales (Myxomyceten)


M. De Ridder

De Raderdieren van Ijsland, IV