In memoriam Theo Peeters

In memoriam Theo Peeters

 

Erelid van de Klasse van de Menswetenschappen

Maaseik 30 januari 1937 - overleden op 7 januari 2024

Em. Prof. Theo Peeters bouwde een indrukwekkende loopbaan op, waarin academische functies en talrijke functies buiten de Leuvense universiteit nauw vervlochten waren. Theo Peeters was a man for all seasons, lijnrecht in zijn denken en immer correct in zijn handelen. Hij was nauw betrokken bij de belangrijke beslissingen die het Belgische politieke en financiële gebeuren gedurende de voorbije halve eeuw kleurden.

Hij zag het levenslicht aan de oevers van de Maas in zijn geliefde Limburg, in Maaseik op 30 januari 1937. Na zijn middelbare studies schreef hij zich in aan de “Koloniale Hogeschool”, waar hij in 1960 het licentiaat in de politieke en administratieve wetenschappen behaalde. Daarna ging hij met een CRB fellowship studeren aan de University of California in Berkeley, samen met zijn echtgenote. Na zijn terugkeer uit de Verenigde Staten behaalde hij zijn doctoraat in de economische wetenschappen aan de Leuvense universiteit in 1971 op een proefschrift over de determinanten van de internationale handel in fabricaten, dat in 1972 met de Vlieberghprijs voor Staathuishoudkunde werd bekroond. Van 1975 tot 1989 was hij gewoon hoogleraar in de economie te Leuven en bouwde er een stevige school van internationale economen uit.

De ruime belangstelling van onze confrater bracht hem al vlug tijdens zijn professoraat in contact met nationale en internationale denktanks. Ruim een kwarteeuw vóór de invoering van de euro was hij medeauteur van het befaamde “Allerheiligenmanifest”,  dat op 1 november 1975 in The Economist verscheen onder de titel “A Currency for Europe”, waarin voor de invoering van een Europese eenheidsmunt werd gepleit. Enkele jaren later nam hij deel aan het besloten overleg in het Ardeense Poupehan waar de onvermijdelijke devaluatie van de Belgische Frank van 1982 werd voorbereid. Hij behoorde tot de groep van "Leuvense economen" die in de jaren tachtig van vorige eeuw invloedrijke standpunten publiceerde over de financiële stromen tussen de Belgische Gewesten en die de contouren schetste, uit een economische invalshoek, voor de volgende staatshervormingen. Zijn drang om daadwerkelijk deel te nemen aan het beleid van ons land bracht hem tot kabinetsmedewerker van confrater Mark Eyskens, in zijn functie van Minister van Financiën in 1980 en later als Minister van Economische Zaken. Zijn veelzijdige capaciteiten voerden hem naar het voorzitterschap van de Bank Brussel Lambert in 1990, waar hij de fusie met de Nederlandse groep ING voorbereidde. De herstructurering van de Kempense Steenkoolmijnen voerde hem terug naar Limburg, waar hij voorzitter werd van de Limburgse reconversiemaatschappij en van de NV Mijnen. Tenslotte belandde hij opnieuw in de financiële sector, waar hij tot aan de leeftijdsgrens topfuncties bekleedde in de KBC groep. Hij was van 2001 tot 2006 voorzitter van de Studiecommissie voor de Vergrijzing, die jaarlijks de regering dient te adviseren voor deze meerkosten.

Zijn professoraat aan de Leuvense universiteit liep als een rode draad door al deze belangrijke functies in het maatschappelijk leven heen. Hij bezielde de immer groter wordende werkgroep “internationale economie” van het Centrum voor Economische Studiën, publiceerde onverminderd in binnen- en buitenlandse tijdschriften, doceerde ondertussen aan het Europacollege, aan de universiteit van Nancy en aan de Facultés Notre Dame de la Paix te Namen en was enkele jaren voorzitter van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid. Het is niet verwonderlijk dat de universiteit zijn rijke ervaring valoriseerde als lid van de inrichtende overheid en van de algemene raad van de Associatie KU Leuven. Hij werd bovendien belast met de sanering van de universitaire ziekenhuizen en hervormde doortastend de interne audit van de universiteit.

Aan onze Academie werd hij in 1985 benoemd tot corresponderend lid, in 1991 tot werkend lid en in 2017 tot erelid. Hij was in 1998 bestuurder van de Klasse van de Menswetenschappen.