In memoriam Raoul Servais

In memoriam Raoul Servais

Klasse Kunsten

Raoul Servais was een gedreven beeldend kunstenaar, hij was de pionier, de ‘founding father’ en de meester van de Belgische animatiefilm.

In onze klassenvergaderingen waaraan hij geregeld deelnam, leerden we hem kennen als een bescheiden, aimabele man die bij gelegenheid zijn mening te kennen gaf maar zich nooit liet gelden met markante interventies. Niettemin behoorde hij tot onze meest illustere leden. Zijn werk genoot en geniet internationale faam. In de wereld van de cinematografie was hij waarlijk een ‘star’, een ster waarvan de uitstraling tot ver over onze grenzen, tot in Moskou en Hollywood reikte.

Raoul Servais legde van kindsbeen af een uitgesproken begaafdheid voor tekenen aan de dag. Hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent, waar hij zich bekwaamde in de schilderkunst. Pas afgestudeerd, werd hij in 1953 opgenomen in het team dat in het Casino van Knokke de muurschildering van Magritte, le Domaine enchanté ten uitvoer bracht. Daarnaast koesterde hij door toedoen van zijn vader sedert zijn prille jeugd ook een sterke belangstelling voor film, zowel voor de komedies van Charlie Chaplin en Harold Lloyd als voor de tekenfilms van Felix de Kat. De jeugdige Raoul raakte gefascineerd door de animatiefilm, in het bijzonder door de vraag hoe een tekening in beweging kon worden gebracht: een probleem dat hij proefondervindelijk poogde te ontraadselen door middel van een zelfgemaakte camera. Er bestond in België, ja in heel Europa, geen enkele opleiding animatiefilm zodat Servais zich genoopt zag op eigen houtje, via trial and error, de techniek van dit medium te herontdekken. Na tal van experimenten slaagde hij er eind jaren 1950 in geheel autodidactisch zijn eerste tekenfilm, Havenlichten, tot stand te brengen. Daarna volgden De valse noot (1963) en Chromofobia (1965), een anti-oorlogsfilm die niet alleen in Venetië bekroond werd met de ‘San Marco Leeuw’ maar tevens prijzen wegkaapte in Parijs, Bilbao, Leipzig, Teheran, Moskou en Montreal. Deze internationale erkenning sterkte hem in de verwezenlijking van een ander project. Om de volgende generatie zijn autodidactische queeste te besparen, richtte hij in 1965 aan de Gentse Academie een autonome afdeling animatiefilm op, de eerste opleiding van die aard op het Europese vasteland.

Servais realiseerde alles samen 18 films die hem wereldwijd meer dan 60 festivalprijzen en onderscheidingen opleverden. Tot de belangrijkste daarvan behoren de Hans Christian Andersenprijs te Odense (voor zijn gehele oeuvre, 1975), de Norman McLaren Heritage Prize van de Canadese National Film Board (1975), de Gouden Palm van Cannes (voor Harpya in 1979), de Grand Prix van Annecy en de Gouden Palm van Huy (voor Nachtvlinders in 1998).

Inhoudelijk kunnen de meeste van zijn films gekarakteriseerd worden als fabels waarin hij bepaalde aspecten van de eigentijdse werkelijkheid op de korrel nam: de mechanisering van het leven, de onderdrukking van de spontaneïteit, de vervreemding, het winstbejag, de machtswellust en de oorlog. Formeel worden zijn films gekenmerkt door een uitgesproken diversiteit. Uit zijn ontwikkeling blijkt zijn bewuste weigering om stilistisch in herhaling te vallen en zijn drang om zich voortdurend te vernieuwen. Servais had een sterke bewondering voor de vroege films van Walt Disney, maar daarvan is in zijn werk geen spoor te bekennen. Hij knoopte aan bij de beeldtaal van de Europese moderne kunst, bij schilders zoals Klee, Tanguy, Miro, Léger, Ensor en Spilliaert. Zijn iconische film Nachtvlinders vatte hij op als een hommage aan Paul Delvaux. Het werd een bewegende evocatie van diens magisch realisme, en tevens een voorbeeld van wat hij zelf ‘Servaisgrafie’ noemde: een fusie van naar het leven gefilmde en met de hand getekende beelden.

Raoul Servais werd lid van de Academie in 1973, was bestuurder van de Klasse Kunsten in 1986 en werd erelid in 2005.

Van 1985 tot 1994 was hij voorzitter, sedert 2010 erevoorzitter van de ASIFA (Association Internationale du Film d’Animation).

In 2008 werd hij door de Universiteit Gent tot doctor honoris causa benoemd, en in 2010 werd hem door het Vlaams Parlement een gouden erepenning toegekend.

Van 2018 tot 2021 liep er te Oostende in een aparte vleugel van Mu.ZEE een tentoonstelling van Servais, een eer die voorheen enkel zijn stadsgenoten Ensor en Spilliaert was te beurt gevallen.